nummer: 11/3391/TA
betreft: [klager] datum: 2 maart 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 10 oktober 2011 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 10 februari 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught zijn gehoord klager, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], hoofd behandeling, en [...], juridisch medewerker. Klagers raadsman
mr. K. ter Mors heeft schriftelijk bericht te zijn verhinderd de zitting bij te wonen en heeft het beroep schriftelijk toegelicht.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft afzondering op de eigen kamer na binnenkomst in de inrichting op 7 juli 2011 vanwege drugsgebruik in de vorige inrichting van verblijf.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De afzondering is onnodig opgelegd. Als men de Van Mesdag had gevraagd hoe klager op cannabisgebruik reageert, had men geweten dat klager na gebruik geen probleem oplevert. De afzondering is niet opgelegd om een inschatting van klagers gedrag te kunnen
maken en daarom is sprake van een disciplinaire straf. De schriftelijke mededeling daarvan lag al klaar voordat klager binnenkwam en men gaf in het gesprek al aan dat de afzondering tot maandag zou duren. Gedurende de afzondering heeft geen observatie
plaatsgevonden. Er zijn geen inhoudelijke contactmomenten geweest. De contacten verliepen via de intercom. De deur is alleen geopend om te vragen of klager wilde eten dan wel luchten.
Het is niet juist dat klager geagiteerd was en uit dat gesprek, dat op zijn kamer plaatsvond, is weggelopen. Hij heeft misschien gereageerd op het feit dat hij afzondering kreeg opgelegd, maar heeft verder uitgelegd dat hij geen behandeling wil. Er is
niet over de gang van zaken op de afdeling gesproken.
Klager heeft gehoord dat andere nieuwe patiënten die aangaven drugs te hebben gebruikt niet zijn afgezonderd.
Na opheffing van de afzondering is klager aanvankelijk veel op zijn kamer gebleven om te achterhalen hoe het op de afdeling werkt. Het gaat nu goed, op de gesprekken over behandeling na. Klager heeft nooit harddrugs gebruikt. Hij is in detentie
cannabis
gaan gebruiken, maar is daar anderhalve maand geleden mee gestopt omdat hij problemen niet wil wegroken. Zijn delict is gerelateerd aan alcoholgebruik. Klager wil graag blaastesten ondergaan, omdat in de inrichting alcohol te verkrijgen is.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klagers mededeling dat hij drugs had gebruikt gaf geen aanleiding de Van Mesdag te bellen. De inrichting had op dat moment klagers dossier, maar wil daarnaast graag op eigen observaties afgaan. Een kwartier of een half uur na klagers binnenkomst heeft
een gesprek met hem plaatsgevonden waarin klager drugsgebruik bevestigde. Bij binnenkomst van een nieuwe patiënt is diens toestandsbeeld onbekend. Bij drugsgebruik is de orde en veiligheid in het geding. Klager was zeer afhoudend en wilde niet in
gesprek, en al helemaal niet over behandeling praten. Gesproken is over praktische zaken op de afdeling. Klager was veel aan het woord en er was moeilijk tussen te komen. Het is niet gepast om bij agitatie verder aan te dringen. Die dag is met de staf
besproken de afzondering op maandag op te heffen als sprake was van contact. Het ging er vooral om het weekend te overbruggen, omdat er dan minder personeel is. De staf observeert en bekijkt of er een bestendig patroon is. Daartoe heeft de staf
getracht
om contact met klager te leggen. De afzondering is op maandag niet verlengd om klager het voordeel van de twijfel te geven. Klager ervaart dat niet zo.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Naar het oordeel van de beroepscommissie is sprake van
afzondering als bedoeld in artikel 34 Bvt en niet van een disciplinaire straf als bedoeld in artikel 49 Bvt. Het opleggen van afzondering aan een nieuwe patiënt als klager teneinde het effect van drugsgebruik op zijn gedrag en eventuele
veiligheidrisico’s voor hem en anderen, zonder contactmogelijkheden met medepatiënten, in te kunnen schatten is niet in strijd met de wet en evenmin onredelijk of onbillijk te noemen. Hierbij is in aanmerking genomen dat klagers delict
middelengerelateerd is en dat met de op 7 juli 2011 opgelegde afzondering name was beoogd het weekend te overbruggen, alsmede dat de afzondering op maandag 11 juli 2011 is beëindigd.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, drs. A.P. Visser en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 2 maart 2012
secretaris voorzitter