Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4153/GM, 24 februari 2012, beroep
Uitspraakdatum:24-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4153/GM

betreft: [klager] datum: 24 februari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J.M. Mohrmann, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 16 november 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 januari 2012, gehouden in de p.i. Rotterdam, locatie Noordsingel te Rotterdam, is klager, bijgestaan door zijn raadsman voornoemd, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Lelystad heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 18 augustus 2011, betreft het niet voorschrijven van de juiste medicatie.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd.
Het verzoek om bemiddeling en het beroep zijn gericht tegen het niet verstrekt krijgen van de juiste medicatie, hetgeen een gevolg is van het zoekraken van het bij klagers huisarts opgevraagde en verstrekte medisch dossier. Dit dossier is opgevraagd en
verstrekt aan de medische dienst van Demersluis. Na twee overplaatsingen blijkt het dossier niet meer voorhanden. Tot op heden zijn de gegevens niet boven tafel gekomen.
Wat medicatie betreft heeft klager aangegeven Saprexa te willen hebben in plaats van Seroquel. Tevens heeft hij niet de juiste oogmedicatie voorgeschreven gekregen. Dit alles is het gevolg van het niet hebben van de juiste medische gegevens.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Klager geeft aan dat de (medische) overdracht van de ene naar de andere inrichting slecht geregeld is.
Informatie, zoals die van zijn eigen huisarts, zou niet overkomen. Hij klaagt tevens over zijn medicatie die hij nodig heeft om zijn agressie te reguleren. Hierbij is iets mis gegaan, maar uiteindelijk is het goed geregeld. Ten aanzien van zijn
oogmedicatie heeft klager de juiste druppels gekregen en heeft hij geen medicatie gemist. Klager wordt echter boos omdat getwijfeld wordt aan de juiste medicatie op zijn cel.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat de kern van het geschil gelegen is in het feit dat de medische gegevens van klager zoals deze bij zijn huisarts bekend zijn, niet bekend zijn bij de huidige inrichtingsarts. Hierdoor
heeft klager niet de medicatie voorgeschreven gekregen die hij eerder wel kreeg en waar hij naar zijn idee meer baat bij had. Niet is echter gebleken dat er ten aanzien van de verstrekking van de medicatie onjuist of onzorgvuldig is gehandeld of dat
hij
enige periode van medicatie verstoken is geweest. Gelet hierop kan het handelen van de inrichtingsarts ten aanzien van de verstrekte medicatie niet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ten
aanzien van dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van de medische gegevens van de huisarts van klager wordt opgemerkt dat deze stukken bij eerdere inrichtingen wel waren opgevraagd en klaarblijkelijk ook ontvangen. Uit de medische rapportage van de inrichtingsarts blijkt dat kort na
binnenkomst een medische intake is geweest. Naar aanleiding daarvan is op 10 juni 2011 contact gezocht met klagers huisarts. De praktijk bleek die dag gesloten en later zou opnieuw contact gezocht worden. Niet is gebleken dat dat ook daadwerkelijk is
gebeurd. Dat de inrichtingsarts niet beschikt over medische gegevens waarvan klager heeft aangegeven dat het zinvol zou zijn als de inrichtingsarts deze wel had, moet de inrichtingsarts dan ook worden aangerekend. De beroepscommissie verklaart het
beroep ten aanzien van het niet opvragen van het medisch dossier dan ook gegrond.
Nu de inrichtingsarts alsnog kan zorgen dat het medisch dossier van klager bij zijn huisarts wordt opgevraagd, zijn er geen termen voor toekenning van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de verstrekte medicatie ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het niet voorhanden hebben van klagers medisch dossier gegrond.
Zij bepaalt dat klager dienaangaande geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 24 februari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven