nummer: 02/191/GA
betreft: [klager] datum: 11 april 2002
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 21 januari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 21 december 2001 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen Groot Bankenbosch en de gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van halfopen inrichting Bankenbosch in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de kosten die klager heeft gemaakt naar aanleiding van de verschuiving van het verlofmoment.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Door het verschuiven van het verlofmoment naar de middag en later weer naar de ochtend heeft klager kosten gemaakt. Deze kosten hangen samen met de advocaat die hij in de arm heeft genomen om zijn leerplichtige zoontje van vijf vanschool vrij te krijgen.
De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft hij aangevoerd dat klager per brief, gedateerd 2 december 2001, een vergoeding voor de door hem gemaakte advocaatkosten verzocht. De directeur heeftdeze brief op 3 december 2001 beantwoord. Op 2 december 2001 gaat klager echter al in beklag tegen een beslissing die pas op 3 december 2001 is genomen. Klager moet niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klager op 2 december 2001 aan de directeur heeft gevraagd om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de door hem gemaakte kosten. Klager heeft de beslissing van de directeur niet willenafwachten en heeft nog dezelfde dag een beklagschrift ingediend. Ten tijde van de indiening van het beklagschrift had de directeur nog geen beslissing genomen. Omdat klager zijn klaagschrift zo ongeveer gelijktijdig met zijn verzoekheeft gedaan, kan evenmin worden gesproken van een verzuim of weigering om te beslissen als bedoeld in artikel 60, tweede lid, PBW. Tegen de achtergrond van het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat in dit gevalgeen sprake is van een beklagwaardige beslissing als bedoeld in artikel 60 PBW. Zij zal alsnog doen wat de beklagcommissie had behoren te doen en klager niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.F. Landman, secretaris, op 11 april 2002.
secretaris voorzitter