Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0011/GB, 23 februari 2012, beroep
Uitspraakdatum:23-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/11/GB

Betreft: [klager] datum: 23 februari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J. Sol, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 december 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 15 oktober 2010 gedetineerd. Hij verblijft in de locatie Torentijd te
Middelburg.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Gedrag in de inrichting mag geen reden vormen om een verzoek om doorfasering af te wijzen. Klager gedraagt zich niet negatief in de inrichting. Hij gedraagt zich normaal en bemoeit zich
met niemand. Uit het inrichtingsadvies blijkt dat klager na het slechte nieuws over zijn hoger beroep zich “niet extreem heeft afgezet op de afdeling”. Klager toont de laatste weken “minder positief” gedrag en zou weer veel betrokken zijn bij
ongeregeldheden. “Minder positief” wil niet zeggen dat klager negatief gedrag laat zien. Uit de adviezen blijkt niet van opgelegde ordemaatregelen of disciplinaire straffen.
Wat betreft het negatieve advies van het OM merkt klager op dat het aanhouden van de behandeling van het hoger beroep in klagers strafzaak, niet aan hem is te wijten en derhalve niet kan meewegen bij de afwijzing van het verzoek om overplaatsing. Dat
een hogere straf niet is uitgesloten, is een algemene bewering. Een lagere straf is evenmin uitgesloten, alsmede dat de straf gelijk blijft. Het OM heeft bovendien geen hoger beroep ingesteld tegen het vonnis; blijkbaar stemde het OM in met de hoogte
van de straf. Gedetineerden die ernstige feiten hebben gepleegd, worden niet uitgesloten van detentiefasering. Klager heeft fasering naar een half open regime aangevraagd. Hierbij hoort een maandelijks verlof, maar dit verlof is zeker niet de enige
reden waarom klager zijn verzoek heeft gedaan. Het regime in een b.b.i. is anders dan in een normaal beveiligde inrichting. De voorwaarde bij het positieve advies van de politie, dat klager geen contact heeft met aangevers en medeverdachten, ontgaat
klager. Klager woont samen met een medeverdachte. Bovendien verblijft klager in de inrichting op een meerpersoonscel met een medeverdachte. De voorwaarden van de politie dienen derhalve geen enkel doel.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager heeft een negatieve rapportage met betrekking tot zijn functioneren op de afdeling in combinatie met een negatief advies van het OM. Klager is in zijn
gedrag de laatste weken minder positief en is veel betrokken bij ongeregeldheden, zoals het bemoeien met andermans ruzies op de luchtplaats en de afdeling, “grapjes” met water in de douches bij de sport, onrust in de bibliotheek middels geschuif met
stoelen, het kloppen op ramen etc. Een en ander gebeurt net niet in het zicht van het personeel. Klagers mentor heeft veelvuldig klager hierover aangesproken, waarop klager zegt: “Je hebt toch niets gezien. Als je me rapport zou geven, dan win je het
toch niet.” Op de arbeid wordt gerapporteerd, dat klager een moeilijk te motiveren man is, die weinig inzet toont. Het vorenstaande is een contra-indicatie voor plaatsing in een inrichting met meer vrijheden.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Uit het selectieadvies van de directeur van de
locatie
De Torentijd komt naar voren dat klager storend gedrag vertoont op de afdeling, maar de onderbouwing daarvan is zwak. In het selectieadvies beoordeelt de directeur dit gedrag als “niet extreem” en “minder positief”.

Gelet hierop en het gegeven dat het gedrag kennelijk geen aanleiding heeft gegeven voor het opleggen van disciplinaire straffen, is het uiteindelijk negatieve advies van de directeur onbegrijpelijk. Immers, onduidelijk blijft op welke gronden dit
negatieve advies dan is gebaseerd. Het negatieve advies van het OM biedt daarnaast onvoldoende houvast voor een afwijzing van de detentiefasering. De enkele verwijzing naar de ernst van het strafbare feit waarvan klager wordt verdacht, is onvoldoende,
als daarnaast niet tevens wordt aangegeven welk maatschappelijk risico, zoals bedoeld in voornoemd artikel 3 van de Regeling, zich aandient als klager in een regime met meer vrijheden wordt geplaatst. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en
de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen
aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 23 februari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven