Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0079/JA, 8 april 2002, beroep
Uitspraakdatum:08-04-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/79/JA

betreft: [klager] datum: 8 april 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 3 januari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hartelborgt te Spijkenisse,

gericht tegen een uitspraak d.d. 19 december 2001 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 februari 2002, gehouden in de j.j.i. Eikenstein te Zeist, zijn gehoord [...], waarnemend pedagogisch directeur en mevrouw [...], juridisch medewerker.

Hoewel klager, die op 11 december 2001 in vrijheid is gesteld, op behoorlijke wijze is opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het verblijf in de groep gedurende minder uren dan het in de Bjj bepaalde minimumaantal, wegens personeelsgebrek.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en heeft de aan klager ten laste van de inrichting toekomende tegemoetkoming bepaald op € 2,25 per dag, wekelijks uit tekeren voor iedere dag vanaf 8 september 2001 dat klager wegens structureel gebrek aan en/of ziekte van personeel uitgesloten is van verblijf in de groep tot het moment waarop is voldaan aan het voorgeschreven aantal uren dat dejeugdige volgens de wet in de groep dient te verblijven.

2. Het standpunt van de directeur
Door en namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de eerste plaats is er het procedurele bezwaar dat de beklagcommissie de wettelijke termijn voor het doen van een uitspraak fors heeft overschreden.
In de tweede plaats is niet bekend wanneer de uitspraak d.d. 19 december 2001 is ingekomen in de inrichting. De directeur heeft op 27 december 2001 kennis ervan genomen.
Bij de inwerkingtreding van de Bjj op 1 september 2001 is de inrichting overvallen door de hoge norm van ten minste twaalf uren per dag gedurende de week verblijf van de jeugdigen in de groep. Afgezien van het feit dat niet van deene op de andere dag een omslag in de toepassing van de regelgeving kan zijn bewerkstelligd, gelet op de problematische personele situatie en de Arbeidstijdenwet met onder meer een pauzeregeling is minimaal twaalf uur verblijf in degroep een te zware eis. Klager verbleef in de dependance Kralingen, een gewone opvangafdeling. In het geval van klager was er geen behandelindicatie om hem minder dan het in de Bjj voorgeschreven aantal uren in de groep te doenverblijven; slechts personeelstekort lag daaraan ten grondslag.
De bezwaren tegen de door de beklagcommissie vastgestelde geldelijke tegemoetkoming zijn de volgende. Er is pedagogisch verantwoorder en in het verlengde van de ongewenste beslissingen gelegen compensatie denkbaar, zoals extra sportof in het weekend meer dan acht en een half uur verblijf in de groep. Daarnaast bedraagt de tegemoetkoming bijna het drievoudige van het zakgeld. In maatschappelijke termen mag het bedrag dan niet groot zijn, voor de inrichtingbetekent het minder en voor de jeugdige meer bestedingsruimte. Vooralsnog lijkt uitkering van de tegemoetkoming zonder uitstel te zullen plaatsvinden, hoewel de inrichting zich daarover nog niet heeft beraden. Erkend wordt dat eentegemoetkoming van financiële aard als drukmiddel kan fungeren voor zowel het departement als de inrichting, zij het dat zij die prikkel niet behoeft. Sinds twee à drie maanden lukt het dankzij de verhoogde inspanning totpersoneelswerving en grotere creativiteit beter te komen tot een zo volledig mogelijk dagprogramma. De directeur is overigens van oordeel, dat de individuele jeugdige telkenmale middels een klaagschrift een schending van zijn rechtop verblijf gedurende het wettelijk voorgeschreven aantal uren dient te concretiseren, alsmede iedere gestelde schending per geval per dag te bewijzen.

3. De beoordeling
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beroep houdt de beroepscommissie het ervoor dat de directeur het beroep overeenkomstig artikel 74, eerste lid, Bjj tijdig heeft ingesteld, zodat hij ontvangen zal worden in zijn beroep.Daarbij overweegt zij dat een afschrift van de uitspraak van de beklagcommissie op 19 december 2001 per post naar de inrichting is verzonden, dat op deze envelop een poststempel ontbreekt, alsmede dat de postverwerking en- bezorgingin deze periode onzeker zijn, zodat niet onaannemelijk is dat de directeur eerst op 27 december 2001 het afschrift van de uitspraak van de beklagcommissie heeft ontvangen.

Met betrekking tot het onderdeel van de uitspraak van de beklagcommissie dat betrekking heeft op de beslissing klager gedurende een aantal uren per dag uit te sluiten van verblijf in de groep wegens structureel personeelstekort isde beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot het onderdeel van de uitspraak van de beklagcommissie voorzover dat betrekking heeft op de toekenning van de geldelijke tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie het volgende.
De beklagcommissie heeft de tegemoetkoming ex artikel 73, zevende lid, Bjj als onder 1. geformuleerd vastgesteld. In de Memorie van toelichting bij de Bjj worden ingeval van toekenning van een tegemoetkoming twee vormen vancompensatie genoemd, in de eerste plaats de geldelijke tegemoetkoming en in de tweede plaats de toekenning van extra faciliteiten, zoals luchten en bezoek. Naar het oordeel van de beroepscommissie is, gelet op de reeds gedurendeenkele jaren voortdurende, structurele personeelsproblematiek in de inrichting, ten gevolge waarvan de jeugdigen niet gedurende het wettelijk bepaalde aantal uren in de groep verblijven, een geldelijke tegemoetkoming aangewezen enwordt juist om diezelfde reden het toekennen van extra faciliteiten, waarvoor personeel beschikbaar dient te zijn, niet opportuun geacht.
In het onderhavige geval dient aan klager voor iedere dag dat hij vanaf 8 september 2001 wegens het structurele personeelstekort niet het in artikel 22 Bjj bepaalde aantal uren in de groep heeft verbleven tot aan het moment datklager in vrijheid is gesteld, een geldelijke tegemoetkoming van € 2,25 per dag te worden toegekend. De uitkering van de tegemoetkoming zal bij het definitieve verlaten van de inrichting door de jeugdige moeten worden uitbetaaldteneinde grote verschillen in de positie van jeugdigen tijdens hun verblijf in de inrichting te voorkomen.
Tot slot merkt de beroepscommissie nog op dat zij het oordeel van de directeur dat terzake van iedere uitsluiting van verblijf in de groep onder de voornoemde omstandigheden een klaagschrift dient te worden ingediend niet tot hethare maakt.
Het beroep zal voorzover dat betrekking heeft op de geldelijke tegemoetkoming eveneens ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, mr. F.G.A. ten Siethoff en drs. H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op8 april 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven