nummer: 11/4449/GA
betreft: [klager] datum: 21 februari 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.R. Weening, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 15 december 2011 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie De Schie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. E.R. Weening om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft onterecht geoordeeld dat de adviezen van de officier van justitie en de politie voldoende duidelijk weergeven dat er risico’s
zijn verbonden aan klagers verlof. De directeur mag zijn beslissing baseren op de adviezen van de officier van justitie en de politie, maar deze adviezen dienen wel gemotiveerd en op waarheid gebaseerd te zijn. Dit is niet het geval. Uit de brief van
de
officier van justitie blijkt op geen enkele wijze wat de concrete, objectieve bezwaren zijn tegen klagers verlof. Het advies van de politie is onjuist, aangezien de bewoner van het verlofadres dat door klager was opgegeven kort voor de zitting van 15
december 2011 aan de raadsman had aangegeven dat hij geen bezwaar had tegen klagers verblijf op het verlofadres, hetgeen hij ook aan de inrichting had meegedeeld. Bovendien had het bureau selectie- en detentiebegeleiding indien het verlofadres
inderdaad
onacceptabel zou zijn geweest, klager daarop moeten wijzen en hem in de gelegenheid moeten stellen om een ander verlofadres te zoeken.
De directeur heeft als volgt gereageerd. Klager voldeed niet aan de objectieve criteria doordat hij geen aanvaardbaar verlofadres had opgegeven. De politie heeft het verlofadres als negatief beoordeeld. De woning op het opgegeven verlofadres ligt in de
nabijheid van een door de burgemeester aangewezen veiligheidsrisicogebied. Klager zit een gevangenisstraf uit voor drugshandel en deze vorm van criminaliteit vindt plaats in het risicogebied. De bewoner heeft de politie laten weten dat hij toch niet
wil
fungeren als verlofadres. Klager heeft bovendien een hoog recidiverisico. De directeur geeft aan dat klagers aanvraag in het multidisciplinair overleg aan bod is gekomen en dat na een zorgvuldige toetsing is besloten om negatief te beslissen.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft bezwaren tegen verlofverlening in welke vorm dan ook.
De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verlof en het verlofadres.
3. De beoordeling
Klager is eind december 2011 in vrijheid gesteld.
Op 3 augustus 2011 heeft de directeur klagers verzoek om algemeen verlof afgewezen. Uit de brief van 31 januari 2012 van de directeur blijkt dat klagers verlofaanvraag is afgewezen omdat geen aanvaardbaar verlofadres is opgegeven en omdat de kans op
recidive hoog is.
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met het oordeel dat het door klager opgegeven verlofadres moet worden aangemerkt als een onaanvaardbaar verlofadres als bedoeld in artikel 4, onder j, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Uit
hetgeen door de directeur in beroep is aangevoerd blijkt dat het verlofadres in de nabijheid van een door de burgemeester aangewezen veiligheidsrisicogebied ligt. Het enkele feit dat het verlofadres in de nabijheid van een dergelijk gebied ligt is geen
grond voor afwijzing van een verlofaanvraag. Bovendien is nergens uit gebleken dat er problemen bestaan ten aanzien van het specifieke adres waarop klager zijn verlof wil doorbrengen. Ten aanzien van het argument van de directeur dat de bewoner van het
verlofadres aan de politie heeft laten weten dat hij niet als verlofadres wil fungeren, overweegt de beroepscommissie het volgende. In het advies van de politie van 10 juli 2011 staat inderdaad dat de bewoner bij nader inzien geen toestemming geeft om
als verlofadres te fungeren. Echter, uit de verklaring van de bewoner zelf, die dateert van 16 juli 2011, blijkt dat hij wel toestemming heeft gegeven om voor klager als verlofadres te dienen. Bovendien blijkt uit hetgeen de raadsman in beroep heeft
aangevoerd, dat de bewoner kort voor de zitting van 15 december 2011 aan zowel de raadsman als de inrichting heeft doorgegeven dat hij geen bezwaar heeft tegen klagers verblijf op het verlofadres. Dit is door de directeur niet weersproken. Gelet op het
vorenstaande acht de beroepscommissie het aannemelijk geworden dat de bewoner toestemming heeft gegeven om klager te ontvangen. Daarnaast is het de beroepscommissie uit de overgelegde stukken niet gebleken dat klager een hoog recidiverisico heeft.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de directeur om klagers verlofaanvraag af te wijzen moet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk, aangezien het opgeven verlofadres onterecht als onaanvaardbaar is aangemerkt en er geen
stukken zijn overgelegd waaruit zou blijken dat klager een hoog recidiverisico heeft. Daarmee is aan klager een kans op algemeen verlof ontnomen. De beroepscommissie zal het beroep derhalve gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Nu
klager inmiddels in vrijheid is gesteld en hem geen verlof meer kan worden verleend, acht de beroepscommissie termen voor een tegemoetkoming aanwezig. Zij zal een tegemoetkoming toekennen van € 50,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 50,=
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van F.A. Groeneveld, secretaris, op 21 februari 2012
secretaris voorzitter