Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0594/GV, 10 april 2002, beroep
Uitspraakdatum:10-04-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/594/GV

betreft: [klager] datum: 10 april 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 13 maart 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 11 maart 2002 van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht.
Klagers partner ondergaat zowel lichamelijk als geestelijk een zware tijd. Zij heeft in mei 2001 nog een miskraam gehad en is van de inzinking die zij als gevolg daarvan heeft gekregen nog niet geheel genezen. De situatie wordtbemoeilijkt omdat zij nauwelijks tot geen contact meer heeft met haar familie. Klager en zijn partner hebben al een dochtertje van vier jaar. De spanningen omtrent de zwangerschap lopen hoog op, wat slecht is voor het ongeborenkind. Klager mag wel na de geboorte een kraambezoek brengen onder begeleiding van de Dienst Vervoer & Ondersteuning en met het aanleggen van een broekstok. Hij vindt dit niet humaan en ziet hier het nut niet van in.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om strafonderbreking in verband met de zwangerschap van zijn partner. De Minister acht het, gezien de nog lange detentie van klager (de ontslagdatum is thans gesteld op 2 november 2009) en de aard en de ernstvan het gepleegde delict, onverantwoord om strafonderbreking te verlenen. Het openbaar ministerie deelt deze visie en heeft de Minister geadviseerd negatief te beslissen op het verzoek. De Minister is bereid om klager na de geboortevan het kind, onder begeleiding van de Dienst Vervoer & Ondersteuning en met het aanleggen van een broekstok, in de gelegenheid te stellen een kraambezoek te brengen.

Op klagers verzoek zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Vanuit de gevangenis Alphen a/d Rijn te Alphen a/d Rijn is niet geadviseerd. De inrichting voert aan dat de vriendin van klager zwanger is van hun tweede kindje. Zij is op 14 april 2002 uitgerekend. Klager wil graag bij de bevallingaanwezig zijn en daarna enige tijd thuis verblijven om zijn vriendin te ondersteunen en de kinderen te verzorgen. Klagers gedrag binnen de inrichting is goed. Ter ondersteuning van het verzoek zijn een brief van de vriendin,uittreksels uit de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens, een zwangerschapsverklaring en een brief van de inrichtingspsycholoog bijgevoegd.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket Amsterdam heeft aangegeven dat klager bij arrest van 10 augustus 2000 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien jaar wegens onder andere het medeplegen van moord, deelname aan eencriminele organisatie en in/uitvoer van drugs. Het wordt maatschappelijk niet verantwoord geacht om hem thans al – terwijl zijn v.i.-datum in november 2009 ligt – gedurende enige tijd zonder begeleiding naar huis te laten gaan.Eventueel is het mogelijk hem na de geboorte van zijn kind onder begeleiding een kraambezoek te laten brengen.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, danniet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Artikel 36 van de Regeling bepaalt dat strafonderbreking onder meer kan worden verleend voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner van de gedetineerde.

De beroepscommissie overweegt dat er, gelet op de aard en de ernst van de delicten waarvoor klager is veroordeeld, bij het verlenen van strafonderbreking een groot risico bestaat op maatschappelijke onrust. Bovendien bestaat er,gelet op het nog lange strafrestant van klager, een gevaar voor onttrekking aan de detentie. Gezien het vorenstaande is de afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting niet in strijdmet de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat het klager wel is toegestaan om na de geboorte van zijn kindeen kraambezoek te brengen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 10 april 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven