Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3228/GB, 17 februari 2012, beroep
Uitspraakdatum:17-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/3228/GB

Betreft: [klager] datum: 17 februari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 september 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 25 november 2010 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel. Op 18 augustus 2011 is hij overgeplaatst naar de p.i. Lelystad, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Bij uitspraak van 16 december 2011, met de nummers IJ-2011-000701 en IJ-2011-000748, van de beklagcommissie bij de p.i. Krimpen aan den IJssel, is klagers beklag (IJ-2011-000701) betreffende een aan hem opgelegde (voorwaardelijke) disciplinaire
straf wegens het schrijven van een beledigende brief naar een medewerker van het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) deels gegrond en deels ongegrond verklaard. De directeur is tegen deze uitspraak in beroep gekomen. Het beroep van de
directeur heeft echter slechts betrekking op de toegekende tegemoetkoming. Het beroep is thans nog in behandeling. Klagers beklag (IJ-2011-000748) betreffende een aan hem opgelegde disciplinaire straf wegens het niet correct spreken over een medewerker
van het b.s.d. is ongegrond verklaard. Klager is niet in beroep gekomen waardoor deze uitspraak onherroepelijk is geworden.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is vanuit de p.i. Krimpen aan den IJssel overgeplaatst naar de p.i. Lelystad, omdat de professionele werkrelatie zou zijn verstoord. Klager bestrijdt dat daarvan sprake was. Hij heeft diverse klaagschriften ingediend met betrekking tot de aan
hem
opgelegde disciplinaire straffen. Deze klaagschriften, ingediend in juli en augustus 2011, zijn tot op heden nog niet behandeld. Hetgeen de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel bij het opleggen van de disciplinaire straffen heeft overwogen, was
kennelijk leidend voor de beslissing van de selectiefunctionaris. Klager vindt dit standpunt onredelijk en/of onbillijk. Klager heeft tevens in zijn bezwaarschrift aangegeven dat hij twee openstaande strafzaken had. De zaak bij het Gerechtshof
’s-Gravenhage is inmiddels afgedaan, maar de zaak bij de Rechtbank ’s-Gravenhage loopt nog en zal naar alle waarschijnlijkheid voor de einddatum van klagers huidige detentie worden behandeld. Blijkens artikel 24 van de Regeling selectie, plaatsing en
overplaatsing (de Regeling) heeft plaatsing in een inrichting in het arrondissement van vervolging de voorkeur. Klager heeft ook voorkeur voor plaatsing in een inrichting in de buurt van ’s-Gravenhage (of Rotterdam).

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De p.i. Krimpen aan den IJssel heeft klager voorgesteld voor overplaatsing, omdat klager zich meerdere malen heeft misdragen. Klager betwist deze misdragingen. Klager is in beklag gegaan tegen de aan hem opgelegde sancties. Het indienen van beklag
heeft
echter geen schorsende werking. De selectiefunctionaris dient af te gaan op de gegevens zoals deze op het moment van beslissen bekend zijn. Uit de bij de selectiefunctionaris bekende gegevens blijkt dat klager zich de maanden voorafgaand aan de
beslissing tot overplaatsing ernstig heeft misdragen. De professionele werkrelatie was vanwege klagers aanhoudende misdragingen verstoord. De selectiefunctionaris meent dat er, gezien klagers detentiegeschiedenis, geen reden is om te twijfelen aan deze
toestand. Klager heeft reeds een straf opgelegd gekregen voor het schrijven van een bedreigende boodschap op een sprekersbriefje. Klager heeft daarbij bedreigingen geuit naar een medewerker van het b.s.d en grove taal gebruikt. Deze omstandigheden
hebben ertoe geleid dat klager niet langer gewenst is in de p.i. Krimpen aan den IJssel, omdat er geen vertrouwen meer is in een goed verloop van klagers verblijf in deze inrichting. Klager is veroordeeld in eerste aanleg en daarom is artikel 24 van de
Regeling niet van toepassing. Klager is overgeplaatst naar de p.i. Lelystad, omdat de overplaatsing zo spoedig mogelijk diende te geschieden. In de p.i. Lelystad was direct plaats.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Lelystad is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking
dat uit de inmiddels onherroepelijke uitspraak van de beklagcommissie bij de p.i. Krimpen aan den IJssel van 16 december 2011 blijkt, dat klager terecht een (voorwaardelijke) disciplinaire straf is opgelegd voor het schriftelijk beledigen van een
medewerker van het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.). Verder is klagers beklag tegen een disciplinaire sanctie vanwege het niet correct spreken over/met een medewerker van het b.s.d. ongegrond verklaard. Uit het selectieadvies blijkt
verder van meerdere incidenten en negatief gedrag van klager in de p.i. De beroepscommissie meent derhalve dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat het bedreigen en beledigen van een personeelslid van de p.i. Krimpen aan
den
IJssel een contra-indicatie vormt voor een continuering van klagers verblijf in de p.i. Krimpen aan den IJssel. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede wordt nog overwogen dat, nu klager in een van de twee strafzaken inmiddels in eerste instantie is veroordeeld, het beroep op artikel 24, eerste lid van de Regeling niet opgaat.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 17 februari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven