Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4308/GB, 20 februari 2012, beroep
Uitspraakdatum:20-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/4308/GB

Betreft: [klager] datum: 20 februari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 november 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 6 september 2008 gedetineerd. Hij verbleef in het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) Haaglanden te Den Haag. Op 31 oktober 2011 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Dordrecht, waar een regime van algehele
gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft enige tijd geleden verzocht om deelname aan een penitentiair programma. Tevens heeft klager een verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) ingediend. Klager betwist dat er gevaar bestaat dat klager
drugs zal gaan smokkelen en/of drugs zal gaan gebruiken. Klager wil zich laten behandelen voor zijn gokverslaving. Ook wil klager geholpen worden om zijn schuld af te lossen. Hiervoor dient klager te worden overgeplaatst naar een z.b.b.i. of een
beperkt
beveiligde inrichting (b.b.i.). Klager heeft samen met een psycholoog van het PPC een resocialisatieplan opgesteld. De p.i. Haaglanden steunt deze aanpak. Wanneer klager zal beginnen met de leefstijltraining en terugvalpreventie is bekend bij het
Bureau
Selectie- en Detentiebegeleiding van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht. Klager heeft veel spijt van het feit dat hij zich in 2011 heeft onttrokken aan detentie. Klager geeft aan niet te zullen vluchten en wil graag een kans om te laten zien dat
hij zich aan alle afspraken kan houden. Overigens is in deze zaak klagers strafoplegging in hoger beroep omlaag gegaan naar een gevangenisstraf van twee jaar en tien maanden. Deze zaak is nog niet onherroepelijk. De zaak met betrekking tot de
ontnemingsvordering is inmiddels onherroepelijk. Klager heeft een strafrestant van veertien maanden. Dus door klager niet te plaatsen in een b.b.i. of een z.b.b.i. wordt voorbij gegaan aan het doel van detentiefasering. Klager moet zich kunnen
voorbereiden op zijn terugkeer in de samenleving.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft zich gedurende twee jaar onttrokken aan zijn huidige detentie. Op 15 maart 2011 is klager opgepakt wegens verdenking van het plegen van een nieuw strafbaar feit. In het PPC Haaglanden functioneert klager naar behoren. Klager is echter nog
niet behandeld voor zijn problematiek en het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd omtrent een plaatsing in een b.b.i. of een z.b.b.i. Pas als er een start wordt gemaakt met de geïndiceerde interventies en er duidelijkheid is omtrent de
ontnemingsvordering, kan detentiefasering worden overwogen.

4. De beoordeling
Het OM heeft negatief geadviseerd met betrekking tot plaatsing van klager in een b.b.i. of een z.b.b.i. Klager heeft zich onttrokken aan detentie van 3 april 2009 tot 15 maart 2011. Uit de stukken kan worden afgeleid dat klager, bij zijn aanhouding op
15 maart 2011, in het bezit was van valse identiteitspapieren. Klager werd opgepakt op verdenking van een nieuw strafbaar feit. Het OM stelt dat er sprake is van vluchtgevaar. Ten slotte geeft het OM aan dat klagers recidiverisico hoog is en er een
gevaar bestaat dat klager gedurende zijn verlof drugs gaat gebruiken en/of drugs zal gaan smokkelen. Reeds gelet op klagers onttrekking aan detentie en het negatieve advies van het OM kon de selectiefunctionaris in redelijkheid oordelen dat klager
vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een b.b.i. of een z.b.b.i. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit voorzitter, mr. J.I.M.W. Bartelds, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van E.E.M. Kapel, secretaris, op 20 februari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven