Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0022/GV, 3 februari 2012, beroep
Uitspraakdatum:03-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/22/GV

betreft: [klager] datum: 3 februari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.C. Sassen, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 28 december 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster alsmede haar raadsvrouw om haar beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris heeft een onjuiste afweging gemaakt tussen het persoonlijk belang van klaagster en haar zeer jonge kinderen bij strafonderbreking en het maatschappelijk belang van een
ongestoorde tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf.
Zij is sinds 2007 door detentie gescheiden van haar kinderen die op dat moment anderhalf jaar en zes jaar oud waren. Momenteel is er een regeling met de locatie Amerswiel. Zij mag één keer in de zes weken haar kinderen daar ontvangen en deze mogen daar
dan ook overnachten. Dit is echter geen ideale omgeving voor kinderen. Klaagster en haar kinderen hebben het zeer moeilijk met deze scheiding en deze zeer beperkte bezoekregeling. De kinderen hebben hun moeder heel hard nodig. Ook het Bureau Jeugdzorg
benadrukt in een schrijven van 3 november 2011 het belang en de noodzaak dat klaagster éénmaal per maand naar huis komt. Dit advies wordt tevens ondersteund door het Kinder Jeugd Trauma Centrum. Bureau Jeugdzorg stelt dat elk kind recht heeft om
zijn/haar moeder te zien en het liefst in zijn/haar vertrouwde omgeving. Daarbij kan op deze wijze gewerkt worden naar een geleidelijke terugkeer van de moeder in de samenleving en in het leven van haar kinderen. Klaagster is bereid zich aan iedere
voorwaarde te houden. In augustus 2008 is haar verlof verleend en zij heeft zich toen aan alle voorwaarden gehouden.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft een positief advies gegeven.
Er is sprake van zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, namelijk het recht en de noodzaak die klaagsters kinderen hebben om hun moeder in een veilige omgeving te zien, dat strafonderbreking kan worden verleend. Verzocht wordt om
klaagster in de gelegenheid te stellen om éénmaal per maand middels strafonderbreking haar minderjarige kinderen te bezoeken op nader in te vullen voorwaarden. Klaagster komt pas in 2014 in aanmerking voor meer vrijheden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klaagster is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar voor moord op haar vriend. Haar einddatum detentie is 16 juli 2015. Haar vraag om haar kinderen éénmaal per maand in de thuissituatie te bezoeken, wordt ondersteund door Bureau Jeugdzorg.
De kinderen zijn onder toezicht gesteld en wonen bij klaagsters moeder. Klaagster ontvangt éénmaal per week bezoek en ontvangt éénmaal per zes weken haar kinderen in het logeerhuis. De kinderen blijven daar dan een nachtje slapen. Gezien het nog lange
strafrestant is er geen aanleiding om aan het verzoek te voldoen. Als Bureau Jeugdzorg vindt dat de kinderen vaker hun moeder moeten zien, kan de directeur worden gevraagd om het bezoek frequenter toe te staan. Meerwaarde op dit moment van de kinderen
in de thuissituatie bezoeken en vervolgens wederom keer op keer afscheid moeten nemen, wordt niet gezien als het opbouwen van een relatie. Dit zal op de kinderen veel meer indruk maken dan wanneer ze in de inrichting komen en weten dat hun moeder
voorlopig niet thuiskomt. Anders is het wanneer klaagster in aanmerking komt voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting. Dan kan inderdaad een band worden opgebouwd en de frequentie van het thuis zijn kan worden opgebouwd en zal niet meer
stoppen tot het einde van de detentie. Strafonderbreking wordt in het uiterste geval gegeven voor de duur van drie maanden. Bij heel bijzondere omstandigheden kan het worden verlengd. Tot aan klaagsters faseringsdatum 16 januari 2014 kan dit niet
worden
overbrugd. Als er strafonderbreking wordt verleend, schuift klaagsters einddatum ook op met het gevolg dat de faseringsdatum zal opschuiven, waarmee de situatie eindeloos wordt en zeker niet ten goede zal komen van de kinderen. Het is nu helder voor
hen
dat hun moeder gedetineerd is dat er met regelmaat bezoekmomenten zijn.

Op klaagsters verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Amerswiel heeft, gelet op klaagsters lange strafrestant en het daaraan gekoppelde delict, negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket Amsterdam heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de verlofaanvraag.
De politie Amsterdam-Amstelland heeft niet negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.

3. De beoordeling
Klaagster ondergaat een gevangenisstraf van twaalf jaar met aftrek, wegens moord. De einddatum detentie is 16 juli 2015.

Op grond van artikel 34 van de regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de Regeling)) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden dat niet kan worden volstaan
met
een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 juncto artikel 23 van de Regeling kan strafonderbreking onder meer worden verleend voor bezoek aan een in ernstig psychische nood verkerend kind.
Door klaagster is een schrijven van 3 november 2011 overgelegd van Bureau Jeugdzorg waaruit volgt dat het in het belang van klaagsters minderjarige kinderen is dat zij éénmaal per maand naar huis komt, mits deze bezoeken structureel en voorspelbaar
worden georganiseerd. Klaagster is lang uit de thuissituatie en het zou voor haar kinderen goed zijn als zij hun moeder buiten de bezoeken in de locatie Amerswiel zouden kunnen zien, aldus het schrijven van Bureau Jeugdzorg.
Uit het bovenstaande volgt naar het oordeel van de beroepscommissie niet dat sprake zou zijn van een situatie als bedoeld in artikel 34 juncto artikel 36 en artikel 23 van de Regeling.
Zij zal derhalve het beroep ongegrond verklaren. Of het schrijven van het Bureau Jeugdzorg een aanleiding kan vormen om klaagster frequenter bezoek van haar kinderen toe te staan, zoals wordt aangestipt in de reactie van de selectiefunctionaris, is een
vraag die door de directeur van de inrichting dient te worden beantwoord.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 3 februari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven