Nummer: 11/4503/GB
Betreft: [klager] datum: 14 februari 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 20 december 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 29 september 2010 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager werd eerder al geselecteerd voor een b.b.i., maar heeft zich niet gemeld. Klager kon hier niet komen omdat hij slecht ter been is. Tevens geeft klager aan wel degelijk te willen meewerken aan een gedragsinterventie. Ook klopt het selectieadvies
ten dele niet. De reclassering kan dit bevestigen. Ten slotte stelt klager dat hij onterecht vastzit. Het vonnis is niet door klager betekend.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klagers eerdere verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. werd toegewezen. Klager heeft zich echter nooit gemeld bij de b.b.i. van de locatie Maashegge te Overloon. Klager heeft zich ruim drie maanden onttrokken aan detentie. Bovendien is klager
onvoldoende gemotiveerd om aan gedragsinterventies mee te werken.
4. De beoordeling
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat
klager zich van 21 februari 2011 tot 31 mei 2011 heeft onttrokken aan detentie. Daarom heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid kunnen oordelen dat er op dit moment onvoldoende vertrouwen bestaat in een goed verloop van verblijf van klager in een
b.b.i. Uit het selectieadvies blijkt dat klager onvoldoende gemotiveerd is om aan gedragsinterventies mee te werken. Klagers stellingen, dat klager wil meewerken aan gedragsinterventies en dat het selectieadvies ten dele niet klopt, worden onvoldoende
feitelijk onderbouwd.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit voorzitter, mr. J.I.M.W. Bartelds, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van E.E.M. Kapel, secretaris, op 14 februari 2012
secretaris voorzitter