Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4426/GB, 31 januari 2012, beroep
Uitspraakdatum:31-01-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4426/GV

betreft: [klager] datum: 31 januari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 december 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat de redenen voor het afwijzen van zijn verzoek onjuist zijn. Klagers verblijfsdocument komt vóór 30 december 2011 in zijn bezit. Het bureau selectie- en detentiebegeleiding is hiervan op de hoogte. Klager is van mening dat dit
geen goede reden is voor de afwijzing van zijn verzoek. In de bestreden beslissing wordt gesproken over een interventie die nog niet heeft plaatsgevonden. Klager heeft echter reeds een COVA-training afgerond. Klager neemt nu vrijwillig deel aan een
COVA+-training. Hetgeen waarnaar gerefereerd wordt, is oud. Klagers strafrestant bedraagt minder dan twee maanden. Dit is derhalve ook geen juiste reden voor de afwijzing van het verzoek tot algemeen verlof. Het Openbaar Ministerie (OM) en de politie
hebben geen bezwaar tegen verlofverlening. Het programma in het kader van Terugdringen Recidive (TR) mag geen grond zijn voor een afwijzing van een verzoek tot algemeen verlof.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager geeft aan dat hij een COVA-training heeft gevolgd en dat hij identiteitspapieren heeft geregeld. Dit blijkt echter onjuist. In de locatie Ooyerhoek Zutphen bevinden zich nog steeds geen verblijfspapieren. Tevens is onduidelijk of klager over
deze
papieren beschikt. Klager kan zonder deze papieren niet met verlof. Klager heeft zijn COVA-training niet afgerond. In 2008 is klager gestart met een COVA-training. Hij is echter uitgesloten van deze training, omdat hij ongemotiveerd was en zich niet
aan
de afspraken wilde houden. Nadien heeft hij geen training meer gevolgd. Klager zal op 15 januari 2012 opnieuw starten met een COVA-training. Het volgen van een COVA-training is van belang voor klager.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het OM heeft geen bezwaar tegen de verlofverlening. De politie is op 16 november 2011 aangeschreven, maar heeft niet gereageerd. De afdeling TR heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verlofaanvraag, omdat het recidiverisico als hoog wordt
ingeschat. De afdeling TR is derhalve van mening dat klager eerst een COVA-training dient te volgen alvorens hij in aanmerking kan komen voor verlof. De inrichting heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager niet in het
bezit is van een geldig verblijfsdocument. Klager kan zich derhalve niet legitimeren. Bovendien is het recidiverisico als hoog ingeschat en zijn er nog geen interventies afgerond.

3. De beoordeling
Klager onderging een gevangenisstraf van 270 dagen met aftrek. Aansluitend heeft hij een gevangenisstraf van 7 dagen, een subsidiaire hechtenis van in totaal 23 dagen, een principale hechtenis van in totaal 96 dagen en een tenuitvoerlegging van een
voorwaardelijke gevangenisstraf van 14 dagen ondergaan. Op 13 januari 2012 is hij in vrijheid gesteld.

Uit de stukken komt naar voren dat klager tot op 30 december 2011 niet beschikte over een geldig legitimatiebewijs. Gelet op de identificatieplicht is het in bezit hebben van een geldig legitimatiebewijs een redelijke en voor de hand liggende eis van
de
Staatssecretaris. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een voldoende contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 31 januari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven