nummer: 11/3012/TB
betreft: [klager] datum: 6 februari 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 6 september 2011 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 januari 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord mr. Y.H.G. van der Hut, kantoorgenoot van klagers raadsman, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst
Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Ter zitting heeft mr. Y.H.G. van der Hut verklaard dat klager de reis vanuit FPC Veldzicht in verband met rugklachten te zwaar vindt, maar dat er geen
medische indicatie tegen de reis is.
Op 10 januari 2012 is het herbeoordelingsadvies van 14 januari 2011 van het hoofd van FPC Veldzicht naar mr. Y.H.G. van der Hut gezonden, waarbij zij in de gelegenheid is gesteld te reageren op dit advies. Op 17 januari 2012 heeft mr. Y.H.G. van der
Hut
telefonisch medegedeeld dat zij geen aanleiding ziet voor een nadere reactie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC Veldzicht, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 22 juli 1987 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 6 maart 1988 is klager geplaatst in FPC Veldzicht en op 8 juni 1993 is hij geplaatst in
Hoeve Boschoord.
Na recidive tijdens onbegeleid verlof is klager op 5 oktober 1995 veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek, en is hij op 28 november 1997 teruggeplaatst naar Veldzicht.
Sinds 1 april 1999 verblijft hij op de longstayafdeling van FPC Veldzicht.
Eerdere verzoeken om (tijdelijke) overplaatsing naar een reguliere behandelafdeling of een andere tbs-inrichting, dan wel naar een observatieplaats, zijn bij uitspraken van de beroepscommissie van 20 maart 2008 (07/2890/TB), van 21 oktober 2008
(08/1393/TB), van 27 augustus 2010 (10/780/TB) en van 11 februari 2011 (/2899/TB) ongegrond verklaard.
In het laatstgemeld beroep is het onderdeel van het beroep dat inhield dat herbeoordeling te lang uitbleef gegrond verklaard en is klager ter zake een tegemoetkoming van € 75,= per maand toegekend vanaf 27 juli 2010 tot de datum van de herbeoordeling.
Op 5 en 6 juni 2011 zijn pro justitia rapportages uitgebracht door S. de J., psychiater en G.M. J., psycholoog.
Het hoofd van FPC Veldzicht heeft op 14 januari 2011 aangegeven voortzetting van de plaatsing in de longstay noodzakelijk te achten, vanwege onder andere het gebrek aan inzicht in de eigen problematiek en de gebleken onbehandelbaarheid van de
persoonlijkheidsproblematiek en het daarmee samenhangende onverminderde recidiverisico. Vervolgens is klager op 24 augustus 2011 door de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) gezien en is op 24 augustus 2011 door de LAP geconcludeerd dat
hervatting
van een op verandering gerichte behandeling vooralsnog niet zinvol is. De Staatssecretaris heeft op 6 september 2011 beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.
3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager verblijft al 23 jaar in de tbs en is enigszins sceptisch geworden. Het is moeilijk om iemand die al zolang in de tbs verblijft te motiveren voor behandeling. Klager is van mening dat hij zich openstelt voor behandeling en dat de
behandelingsvatbaarheid is toegenomen waardoor het delictrisico is afgenomen. Het is niet duidelijk wat klager nu precies voor ogen heeft. Hij wil vooruitzichten hebben en uit de longstay geplaatst worden.
In de wettelijke aantekeningen van oktober 2008 tot 26 mei 2009 wordt de mogelijkheid van behandeling aangekaart. De psycholoog die met klager heeft gesproken ziet een opening en gaat ervan uit dat er nog meer in hem zit. Het Gerechtshof Arnhem heeft
in
de verlengingsbeslissing van 30 maart 2010 geconcludeerd dat de kliniek “wel open staat voor de wens van klager behandeld te worden” en het Hof gaat ervan uit dat ook in de toekomst naar mogelijkheden voor behandeling zal worden gekeken.
In de plaatsingsbeslissing is op geen enkele wijze ingegaan op de punten die namens klager bij de LAP zijn aangevoerd. Derhalve zijn klagers belangen niet juist overwogen en is de beslissing onredelijk en onbillijk. Het beroep dient gegrond te worden
verklaard en klager dient geplaatst te worden in een behandelinrichting, subsidiair bij wijze van proef te worden geplaatst in een behandelinrichting en meer subsidiair voor nader onderzoek te worden geplaatst in het Pieter Baan Centrum (PBC).
Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Psychiater De J. schrijft in eerdergenoemde pro justitia rapportage dat hij terugkeer naar een behandelafdeling contrageïndiceerd acht. Dit berust op de inschatting dat door klagers zwakbegaafdheid zijn sociaal-emotionele vaardigheden beperkt zijn en
klagers draagkracht beperkt is. De J. adviseert om bij begeleiding gebruik te blijven maken van de structuur en stabilisatie die is opgetreden op de longstay en indien mogelijk te blijven onderzoeken of via low care klager meer verantwoording en
vrijheden kunnen worden gegeven.
Psycholoog J. schrijft dat er gezien de aard van de stoornis(sen) en de gebleken onbehandelbaarheid hiervan en het gebrek aan probleembesef op dit moment geen behandelmogelijkheden zijn ter vermindering van het recidiverisico.
Er is geen enkele aanleiding om klager in het PBC te laten onderzoeken. In juni 2011 zijn de pro justitia rapportages uitgebracht, en voorts vinden om de zes jaar verlengingsrapportages plaats.
In de plaatsingsbeslissingen wordt gewerkt met een standaardmotivering met verwijzing naar de inhoud van het advies van de LAP. Er is geen sprake van een motiveringsgebrek.
4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Klager verblijft sinds 1 april 1999 in de longstayvoorziening van FPC Veldzicht.
In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.
Uit de pro justitia rapportages van 5 en 6 juni 2011 van S. de J., psychiater en G.M. J., psycholoog, komt het volgende naar voren. De J. acht terugkeer naar een
tbs-behandelafdeling gecontraïndiceerd. Door klagers zwakbegaafdheid zijn zijn sociaal-emotionele vaardigheden en draagkracht beperkt. Daardoor kan hij gemakkelijk overbelast worden bij overschatting/overvraging en bestaat het risico van een recidief
psychose. J. concludeert dat er op dit moment geen behandelmogelijkheden zijn ter vermindering van het recidiverisico en acht een terugkeer naar een tbs-behandelafdeling niet geïndiceerd. Gelet op het goede functioneren van klager zou kunnen worden
overwogen om klager binnen de longstay binnen maximale veiligheidsmaatregelen zeer geleidelijk meer verantwoordelijkheden te geven.
Uit het herbeoordelingsadvies van 14 januari 2011 van het hoofd van FPC Veldzicht volgt dat er momenteel geen behandelmogelijkheden voor klager worden gezien en dat voortzetting van zijn plaatsing in een longstayvoorziening noodzakelijk is. De
persoonlijkheidsproblematiek van klager is tot op heden onbehandelbaar gebleken. Tevens is sprake van een gebrek aan inzicht in de eigen problematiek. Het recidiverisico moet als onverminderd hoog worden gezien.
De LAP heeft in haar advies van 24 augustus 2011 geadviseerd om klagers longstaystatus voort te zetten. De LAP acht het van belang dat het onderzoek naar een eventuele stoornis in het autistische spectrum wordt afgerond. Mede op basis van dit onderzoek
kan in de huidige setting worden nagegaan welke interventies nog mogelijk zijn. Klager is reeds begonnen met het volgen van de alcoholmodule en tevens is binnen FPC Veldzicht een nieuwe aanvraag voor psychotherapie gedaan. Op de langere termijn kan
worden bekeken of plaatsing op een reguliere behandelafdeling tot de mogelijkheden behoort.
Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede ligt. Vooralsnog zijn er geen redenen gebleken klager (tijdelijk)
over te plaatsen naar een behandelinrichting voor observatie c.q. het opstarten van een behandelpoging.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 6 februari 2012
secretaris voorzitter