Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2608/GA, 20 januari 2012, beroep
Uitspraakdatum:20-01-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2608/GA

betreft: [klager] datum: 20 januari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zwaag,

gericht tegen een uitspraak van 4 augustus 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 december 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en [...], directeur bij de locatie Zwaag.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens fraude bij een urinecontrole.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 50,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De tijdelijk juridisch medewerker was door de directeur gemachtigd om namens deze beroep in te stellen.
Klager is de dag tevoren aangezegd dat er de volgende dag een urinecontrole zou plaatsvinden. Dit wordt altijd de dag tevoren aangekondigd. Uit de verklaring van een personeelslid van 11 augustus 2011 volgt dat klager op 10 juli 2011 een urinecontrole
is aangezegd en dat hij er geen blijk van heeft gegeven dat dit niet duidelijk was of dat hij vragen had. Klager heeft bij het aanzeggen een bevestigende armzwaai gegeven. Tijdstip van de urinecontrole is gewoonlijk half acht, acht uur. Gezegd wordt
dat
de gedetineerde zelf het initiatief moet nemen. De gedetineerde moet dan zelf even bellen wanneer hij urinecontrole kan/wil afgeven. Klager heeft zich echter verslapen. De gedetineerde krijgt een bordje op zijn deur dat er een urinecontrole
plaatsvindt.
Het is de eigen verantwoordelijkheid van de gedetineerde om urine af te geven. Dit past binnen de modernisering van het gevangeniswezen. Bekend was dat klager lichamelijke ongemakken had. Het personeel was verontwaardigd dat het beklag gegrond is
verklaard.
De hoogte van de toegekende tegemoetkoming is disproportioneel.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Hij heeft lang gewacht op het personeel dat hem voor de urinecontrole zou ophalen. Hij is vervolgens in slaap gevallen. Klager was geopereerd en had last van een verstopping. Dit had hij aangegeven bij de medische dienst.
Toen om kwart voor twaalf het eten werd gebracht, heeft klager gevraagd hoe het nu zat met de urinecontrole.
De urinecontrole is hem wel de dag tevoren wel aangezegd, maar de procedure is hem niet uitgelegd. Hem is niet uitgelegd dat hij zelf moest bellen om urine af te geven.
Hij heeft de procedure niet op schrift gekregen. De procedure wordt niet in de afdelings- of huisregels beschreven.
Klager is voor de eerste keer gedetineerd.

3. De beoordeling
Uit artikel 3, tweede en vierde lid, van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) volgt dat alvorens een urinecontrole wordt afgenomen de reden van de urinecontrole aan klager wordt medegedeeld en de gedetineerde
uitleg wordt gegeven over de te volgen procedure. Indien de gedetineerde niet direct tot afgifte van urine in staat is, wordt hij gedurende een periode van vier uur alsnog in de gelegenheid gesteld om onder direct visueel toezicht urine af te staan.

Door klager is erkend dat hem de dag tevoren is aangezegd dat de volgende dag een urinecontrole zou plaatsvinden. De beroepscommissie acht echter niet aannemelijk geworden dat klager, die voor het eerst in detentie verblijft, is uitgelegd dat hij de
volgende dag zelf moest bellen om urine af te geven. Een dergelijke regel valt ook niet uit de afdelingsregels of de huisregels af te leiden.

Gelet op de consequenties die het zich niet houden aan de voorgeschreven procedure voor gedetineerden kan hebben, is de beroepscommissie van oordeel dat het de verantwoordelijkheid van de inrichting is om de gedetineerde duidelijk op de hoogte te
stellen van de te volgen procedure. Voorts acht zij het van belang dat de aanvang van de in artikel 3, vierde lid, van de Regeling vermelde periode van vier uur niet aan de gedetineerde wordt overgelaten, maar dat het personeel aan de gedetineerde
duidelijk maakt vanaf welk moment de gedetineerde de gelegenheid heeft om alsnog onder direct visueel toezicht urine af te staan.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan derhalve naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

De door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming komt overeen met het standaardbedrag van € 10,= per dag dat volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie wordt toegekend wegens onterechte opsluiting in een strafcel.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, J.G.A. van den Brand en prof. dr. mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 januari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven