Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2262/GB, 16 januari 2012, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/2262/GB

Betreft: [klager] datum: 16 januari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in art. 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 juli 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 20 december 2011 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klager in zijn bezwaarschrift gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in een huis van bewaring (h.v.b.) in afwachting van plaatsing in een BGG-regime niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaarschrift gericht tegen
plaatsing in het BGG-regime ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 2 november 2007 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard. Op 31 mei 2011 is hij geplaatst in het huis van bewaring van de locatie De Schie te Rotterdam. Op 1 juni 2011 is hij
geplaatst in de gevangenis van de locatie De Schie, waar een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau gelden.

2.2. Bij uitspraak van 5 december 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Zuyder Bos is onder meer klagers beklag 2011/254 betreffende de oplegging van een disciplinaire straf in verband met het aantreffen van wapens op klagers cel ongegrond
verklaard en beklag 2011/269 en 2011/290, betreffende (het geen reden geven voor) de oplegging van een ordemaatregel in afwachting van overplaatsing gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van tweemaal € 15,= toegekend. Klager is in het
beklag 2011/300 betreffende de overplaatsing naar een BGG-regime niet-ontvankelijk verklaard. Klager heeft beroep aangetekend tegen de uitspraak van de beklagcommissie, welk beroep op 20 december 2011 op het secretariaat van de Raad is ontvangen.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager was zijn aansteker kwijt en had om die reden zijn cel al een paar keer doorzocht. Vervolgens is hij gaan monopolyen in de keuken. Klager let er dan altijd op of er iemand in de buurt van zijn cel is. Op een gegeven moment zag hij zijn celdeur
open staan. Hij is er naar toe gelopen en riep: ‘Wie zit er in mijn cel?’. Pas na een aantal keren roepen kwam p.i.w.’er M. uit zijn cel. Klager heeft niet gezien of hij iets in zijn handen had. Hij heeft daar niet op gelet. M. stotterde dat klager
zijn
stroom aan had laten staan. Klager heeft de deur van zijn cel dichtgedaan en is weer gaan monopolyen. Vijf à tien minuten later kwam M. met een andere p.i.w.’er en twee bewaarders naar hem toe en zei hem dat hij op zijn cel moest wachten. Klager dacht
dat het met een incident van de afgelopen donderdag te maken had. Klager is gezegd dat hij binnen een half uur zou horen wat er gaande was. Hij heeft een kwartier op cel gewacht. Als hij iets op zijn cel zou hebben gehad, zou hij dat in de tussentijd
hebben kunnen verdoezelen. Na een kwartier kwamen de p.i.w.’ers en de bewaarders naar zijn cel. M. stotterde dat klager gefouilleerd moest worden in verband met drugs. M. zei dat hij in de iso moest wachten en klager is naar de iso gelopen. Anderhalf
uur later kwam de directeur naar hem toe en zei hem dat er twee steekwapens op zijn cel waren gevonden. Klager is hiervan geschrokken. Hij heeft nog nooit wapens op cel gehad. Hij heeft geen enkele reden om wapens op cel te hebben. De wapens zijn hem
niet getoond. Klager heeft gevraagd om de wapens te mogen zien en gevraagd waar ze zijn gevonden. Hij heeft hier nooit antwoord op gehad. Hij heeft ook nooit een verslag gezien - ook niet bij de stukken van zijn beklagzaak - waarin wordt beschreven
waar
de wapens gevonden zijn. Hij denkt dat de p.i.w.’er M. de wapens op zijn cel heeft gelegd, maar weet dat niet voor 100% zeker. Hij heeft het afgeleid uit zijn manier van doen, hoe hij uit zijn cel kwam, hoe hij stotterde. M. wil erbij horen.
Klager verwachtte al sinds donderdag dat hij gefouilleerd zou worden, of dat er een celcontrole zou plaatsvinden. Op zaterdag was hij zijn aansteker kwijt en werd gezegd dat er steekwapens op zijn cel waren gevonden. Je zou wel gek zijn om wapens op
cel
te hebben als je weet dat er een celcontrole zal plaatsvinden.
Klager heeft in totaal 26 dagen in de isoleercel verbleven en vier dagen in afzondering op eigen cel. Doorgaans is een overplaatsing binnen enkele dagen gerealiseerd. Daarbij komt dat klager in afwachting van de BGG-plaatsing in een h.v.b. is
geplaatst,
met de daarbij behorende beperkingen. Klager heeft tijdens zijn detentie in de locatie Zuyder Bos nimmer problemen ondervonden. Disciplinaire straffen zijn hem uitsluitend opgelegd voor positieve urinecontroles. De stelling van de selectiefunctionaris
in de beslissing van 19 mei 2011 inhoudende dat er telkens weer problemen ontstonden tussen klager en medegedetineerden is onbegrijpelijk. De stelling in de beslissing tot ongegrondverklaring van het bezwaar ‘daarbij liet uw gedrag in de p.i. te wensen
over’ wordt niet nader onderbouwd.
Hij heeft het vermoeden dat de p.i.w.’ers wisten dat hem tbs is opgelegd in verband met een zedendelict en hem daardoor op negatieve manier benaderden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is door de locatie Zuyder Bos voorgesteld voor plaatsing in een BGG-regime. Reden van het voorstel was het aantreffen van steekwapens en het feit dat klager personeel heeft beschuldigd deze steekwapens in zijn verblijfsruimte te hebben gelegd.
Bij de beoordeling van het advies is tevens kennisgenomen van de vele meldingen en straffen die klager heeft gehad. Bij de rapporten ging het merendeels om het gebruik van softdrugs. De meldingen hadden merendeels te maken met het gedrag van klager.
Akkoord is gegaan met het voorstel en klager is geselecteerd voor het BGG-regime van de gevangenis van de locatie De Schie. Omdat er op het moment van selectie geen vrije cellen waren in een BGG-regime, is beslist om klager in afwachting van plaatsing
in een BGG-regime te selecteren en te plaatsen in het h.v.b. van de locatie De Schie, waar tevens een BGG-regime geldt.

4. De beoordeling
4.2. De BGG van de locatie De Schie is een h.v.b. en een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.3. Klager is in hoger beroep veroordeeld en heeft beroep in cassatie aangetekend.

4.4. Voor zover het beroep gericht is tegen de beslissing om klager in afwachting van plaatsing in een BGG-gevangenis in een h.v.b. te plaatsen heeft de selectiefunctionaris klager naar het oordeel van de beroepscommissie terecht niet-ontvankelijk
verklaard, nu klager inmiddels is doorgeplaatst naar een BGG-gevangenis en het belang aan het bezwaar is komen te ontvallen. Zij zal op dit punt het beroep ongegrond verklaren.

4.5. Voor zover het beroep is gericht tegen de beslissing om klager in een gevangenis met een BGG-regime te plaatsen overweegt de beroepscommissie het volgende.
Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige
contra-indicaties bestaan.

4.5. Uit klagers selectieadvies volgt dat hij eerder op een BGG-afdeling heeft
verbleven en sinds zijn binnenkomst in de inrichting in juni 2010 viermaal intern is overgeplaatst. Er is sprake van meerdere woordenwisselingen en verbale agressie met en naar medegedetineerden. Afgezien van disciplinaire straffen voor positieve
urinecontroles zijn klager disciplinaire straffen opgelegd voor ongeoorloofd gedrag en onttrekking aan toezicht op de arbeid. Voorts is er sprake van meldingen in verband met negatief c.q. ongeoorloofd gedrag.
Vervolgens zijn er steekwapens in klagers cel aangetroffen en heeft klager het personeel ervan beschuldigd die wapens in zijn cel gelegd te hebben. De beroepscommissie heeft geen reden om aan te nemen dat voorgaande door de inrichting en de
selectiefunctionaris verstrekte informatie onjuist en in strijd met de waarheid zou zijn.

4.6. De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het bovenstaande, de selectiefunctionaris de omtrent klagers persoonlijkheid en gedrag verstrekte gegevens in redelijkheid heeft kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin.
Derhalve is de beslissing klager vooralsnog over te plaatsen naar een BGG niet als onredelijk of onbillijk aan te merken.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en prof. dr. mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 januari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven