Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2495/TR, 19 januari 2012, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2495/TR

betreft: [klager] datum: 19 januari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in art. 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Steenbrink, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 26 juli 2011 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 november 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J. Steenbrink, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft de machtiging tot het verlenen van transmuraal verlof ingetrokken.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 5 augustus 1997 veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar, met aftrek, en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager verblijft sinds 20
september 2004 in FPC De Rooyse Wissel te Venray. Op 24 augustus 2010 is door de Staatssecretaris machtiging verleend tot het verlenen van transmuraal verlof. De Staatssecretaris heeft deze machtiging op 26 juli 2011 ingetrokken.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Tot begin 2011 was klager in een stijgende lijn bezig met resocialisatie en er was een plan van de reclassering voor verdere resocialisatie in Dordrecht, waarbij alleen de woonruimte nog een obstakel vormde. Op 11 april 2011 werd klager gebeld door de
politie over het feit dat de ouders van een minderjarig meisje contact hadden opgenomen. Er vond ook telefonisch contact plaats tussen klager en de kliniek. Klager had op 11 april 2011 om 22.00 uur in de kliniek moeten zijn. Hij raakte echter in paniek
en keerde niet direct terug, zodat hij ongeoorloofd afwezig was. In de vroege ochtend van 12 april 2011 is klager naar het station gegaan om met het openbaar vervoer naar de kliniek te reizen. Op de weg naar het station is hij aangehouden door de
politie. Dat gebeurde omdat hij op telex stond wegens het niet tijdig terugkeren naar de kliniek, niet in verband met mogelijk gepleegde strafbare feiten. Op 13 april 2011 is klager teruggebracht naar de kliniek. Toen zijn de verloven ingetrokken en de
politie heeft onderzoek gedaan. Klager heeft inderdaad vrij intiem contact gehad met een minderjarig meisje, maar hij dacht dat zij 20 jaar oud was. Het meisje en haar moeder wilden niet meewerken aan het onderzoek en op 8 augustus 2011 is de zaak
geseponeerd.
Klager was minder dan 24 uur ongeoorloofd afwezig en was reeds in een vergevorderd stadium van zijn resocialisatie. Thans verblijft klager zonder enige vorm van verlof in de kliniek. De rechtbank Rotterdam heeft op 26 oktober 2011 de
terbeschikkingstelling met één jaar verlengd. Vanuit het behandelteam is meegedeeld dat geen nieuw delictscenario hoeft te worden opgesteld en geen specifieke behandeling meer hoeft plaats te vinden, maar wel is uitgebreid gesproken over de aanleiding
tot de intrekking van het verlof, alsmede over de reden waarom klager niet open (genoeg) is geweest richting de kliniek, bijvoorbeeld over zijn eerdere relatie met een vrouw, welke relatie inmiddels weer is hersteld.
De bestreden beslissing dient te worden vernietigd en art. 17 van de Verlofregeling TBS dient buiten toepassing te worden gelaten. Die bepaling ziet immers blijkens de toelichting daarop, op de maatschappelijke veiligheid; er mag geen sprake zijn van
een afschrikmiddel. Er bestaat geen recht op verlof, maar wel op resocialisatie. Door de resocialisatie bij voorbaat één jaar ‘on hold’ te zetten, handelt de Nederlandse overheid onredelijk en in strijd met het bepaalde in art. 5 van het EVRM.
De inrichting wil een nieuwe verlofmachtiging aanvragen.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
De verleende machtiging is ingetrokken, omdat klager te laat terugkwam van verlof. Klager heeft toen niet op eigen initiatief contact opgenomen met de kliniek. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat klager in de ochtend van 12 april 2011 inderdaad
wilde terugkeren naar de kliniek. In ieder geval heeft de politie hem opgepakt.
Klager heeft tijdens zijn verlof contact gehad met een minderjarig meisje en gelet op het indexdelict is dit onaanvaardbaar. Hij heeft de verlofvoorwaarden overtreden en het vertrouwen geschonden dat de kliniek in hem had. Het feit dat geen
strafvervolging is ingesteld omdat de ouders van het meisje niet wilden meewerken aan het onderzoek, betekent niet dat geen strafbare feiten zijn gepleegd.
De consequentie van de intrekking van de verlofmachtiging, te weten dat gedurende één jaar geen nieuwe machtiging wordt verleend, volgt uit de huidige Verlofregeling TBS. Deze termijn dient mede als een afschrikmiddel. De reden dat de machtiging pas in
juli 2011 is ingetrokken, is dat de Staatssecretaris vanaf april 2011 in afwachting was van nadere informatie van de kliniek alvorens een beslissing te nemen. De Staatssecretaris heeft altijd al de bevoegdheid gehad om een machtiging in te trekken.

4. De beoordeling
Op grond van art. 53, derde lid, Rvt kan de Staatssecretaris een verlofmachtiging bij overtreding van de verlofvoorwaarden intrekken.

Krachtens art. 17, vierde lid, Verlofregeling TBS (Stcrt. 2010, nr. 21597, 31 december 2010) wordt, ingeval van intrekking van de machtiging transmuraal verlof naar aanleiding van ongeoorloofde afwezigheid korter dan 24 uur, gedurende tenminste één
jaar
geen nieuwe verlofmachtiging verleend, tenzij zwaarwegende persoonlijke omstandigheden zich daartegen verzetten.

De beroepscommissie dient op grond van art. 69, vijfde lid, Bvt in verbinding met art. 66, tweede lid, Bvt te beoordelen of de bestreden beslissing - de intrekking van de verlofmachtiging - in strijd is met de wet dan wel onredelijk of onbillijk is.
Daarbij moet naar haar oordeel de ernst van de overtreding van de verlofvoorwaarden (nog) zorgvuldiger dan voorheen worden afgewogen tegen het belang van klager bij voortzetting van het verlof, dat in verband met de verstrekkende consequentie dat
(tenminste) een jaar lang geen verlofmachtiging wordt verleend, door de intrekkingsbeslissing onmogelijk wordt gemaakt. Daarbij geldt dat ook de samenleving belang heeft bij het niet verstoren van een (op zichzelf) goed lopende resocialisatie.

De dossierstukken houden in dat klager meermalen is veroordeeld wegens pedoseksuele misdrijven en dat een dergelijk misdrijf ook de aanleiding van de opgelegde tbs is geweest. Voorts is komen vast te staan dat klager ongeoorloofd afwezig is geweest,
hij
zelf toen geen contact heeft opgenomen met de kliniek en voordien in meer of minder intieme mate omgang had gehad met een minderjarig meisje. Hiermee heeft klager de verlofvoorwaarden overtreden.
De beroepscommissie is op grond van het voorgaande van oordeel dat de beslissing tot intrekking van de machtiging transmuraal verlof niet in strijd is met de wet en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet onredelijk of onbillijk is.
De
eerdergenoemde sepotbeslissing kan niet tot een ander oordeel leiden, reeds omdat die beslissing is genomen nadat de verlofmachtiging was ingetrokken.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie overweegt voorts nog het volgende.
Namens klager is onweersproken aangevoerd dat op het moment dat klager terugkwam in de inrichting (13 april 2011) feitelijk alle verloven zijn ingetrokken. De Staatssecretaris heeft de verlofmachtiging pas op 26 juli 2011 ingetrokken. Volgens de
Verlofregeling TBS zou pas vanaf laatstgenoemde datum een jaar lang geen nieuwe verlofmachtiging worden afgegeven (tenzij sprake is van zwaarwegende persoonlijke omstandigheden die zich daartegen verzetten). De beroepscommissie is van oordeel dat de
bedoelde termijn voor klager feitelijk niet langer dient te duren dan één jaar en niet, vanwege omstandigheden buiten zijn toedoen, één jaar en ruim 3 maanden, waarvan in deze zaak sprake is als wordt gerekend vanaf de datum van de
intrekkingsbeslissing. Louter op specifiek inhoudelijke gronden, waarvan ten deze geen sprake is, kan het verlenen van een nieuwe verlofmachtiging langer dan één jaar na de feitelijke intrekking uitblijven.

5 De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr.drs. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 19 januari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven