Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/1931/GB, 5 april 2002, beroep
Uitspraakdatum:05-04-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 01/1931/GB

Betreft: [klager] datum: 5 april 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 30 oktober 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.J.Ausma, namens

[...], geboren op [1969], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 oktober 2001 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) Nieuw Vosseveld te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1 Klager is sedert 7 november 1995 gedetineerd. Hij heeft in diverse penitentiaire inrichtingen verbleven, waaronder de gevangenis Nieuw Vosseveld II, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. Sedert 16 februari 2001verbleef klager in de gevangenis Alphen a/d Rijn te Alphen a/d Rijn. Hij is op 19 oktober 2001 als passant ter herselectie overgeplaatst naar het h.v.b. Nieuw Vosseveld. Op 27 november 2001 is hij geplaatst in de gevangenis NieuwVosseveld II, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. Klager is, mede op eigen verzoek, op 30 november 2001 overgeplaatst naar unit 4 BIBA te Den Haag, een gevangenis waar een individueel regime geldt.

2.2 Klager ondergaat gevangenisstraffen van respectievelijk 10 jaar en 4 maanden met aftrek en de tenuitvoerlegging van 2 weken met aftrek van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. De tenuitvoerlegging van destraffen is aangevangen op 18 juni 1996. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 29 september 2002. Aansluitend dient hij eventueel subsidiaire hechtenis van in totaal 35 dagen te ondergaan.

2.3 Bij uitspraak van 28 januari 2002, met nummer 317/1001, van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen Midden Holland, locatie Alphen a/d Rijn, is klagers beklag betreffende een ordemaatregel van afzondering in eenafzonderingscel voor de duur van 14 dagen ongegrond verklaard. De uitspraak is op 6 maart 2002 verstuurd. Klager is niet in beroep gekomen waardoor deze uitspraak onherroepelijk is geworden.

3. De standpunten
3.1 Namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
De beslissing is gebaseerd op vermoedens van „mogelijke handel in drugs“. Dit onderzoek duurt reeds geruime tijd, zonder dat er aantoonbare feiten zijn geconstateerd. De getroffen maatregelen, zoals de plaatsing in afzondering envervolgens de overplaatsing naar een h.v.b., zijn voor klager zeer ingrijpend. Op basis van de aangevoerde vermoedens zijn deze maatregelen disproportioneel te achten.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 17 oktober 2001 is op grond van mondeling en schriftelijk verkregen informatie besloten om klager in afwachting van herselectie over te plaatsen naar een h.v.b.. De situatie rond klager en drie medegedetineerden was dermateonhoudbaar, dat het verblijf van klager op een reguliere afdeling niet verantwoord werd geacht. Tevens was sprake van een verdenking van handel in drugs, terzake waarvan nader onderzoek noodzakelijk was. Klager was door de directiein afzondering geplaatst. Om een onnodig lang verblijf in afzondering te voorkomen, is klager in afwachting van nadere informatie ter herselectie overgeplaatst naar een h.v.b..

4. De beoordeling
4.1 Klager, die als passant ter herselectie in het h.v.b. is geplaatst, behoort, gelet op artikel 9, tweede lid, PBW, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd

4.2 De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan mede gelet op de onherroepelijke uitspraak op het beklag van klager, bij afweging van alle in aanmerkingkomende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie verwijst daarbij in het bijzonder naar hetgeen de beklagcommissie heeft overwogen in de uitspraak van 28 januari 2002.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 5 april 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven