Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4072/GB, 13 januari 2012, beroep
Uitspraakdatum:13-01-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/4072/GB

Betreft: [klager] datum: 13 januari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.L. Koets-Bolhuis, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 november 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 9 september 2010 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Alphen aan den Rijn. Op 29 maart 2011 is hij geplaatst in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht, waar een regime van algehele gemeenschap
geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft eerder een verzoek gedaan om overplaatsing naar een b.b.i., maar heeft dat verzoek op aanraden van de p.i. Dordrecht ingetrokken. Aan klager is geadviseerd om zich gedurende zes
maanden voorbeeldig te gedragen en dan nogmaals een verzoek in te dienen. Dit verzoek zou kansrijk zijn. Klager heeft dit advies opgevolgd en er is gedurende zes maanden niets negatiefs voorgevallen. Dit was geen gemakkelijke opgave voor klager
aangezien medegedetineerden ook nogal eens de neiging hebben zich negatief te gedragen. Klager heeft dan ook veel geduld moeten opbrengen. Vervolgens is aan klager op 12 oktober 2011 medegedeeld dat een nieuw verzoek kansrijk zou zijn, gezien zijn
gedrag van de afgelopen periode. Na twee weken bleek echter dat de kans op honorering van zijn verzoek uitermate klein was, terwijl volgens klager zijn gedrag tussentijds niet was gewijzigd. Dit betekent dat de op 12 oktober 2011 aan klager verstrekte
informatie niet betrouwbaar was. De selectiefunctionaris heeft in de bestreden beslissing ten onrechte niet de verbetering van klagers gedrag in de afgelopen periode meegenomen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klagers verzoek is afgewezen aangezien de directeur van de p.i. Dordrecht en het Openbaar Ministerie (OM) negatief hebben geadviseerd ten aanzien van overplaatsing naar een b.b.i. Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Dordrecht blijkt dat
klager structuur nodig heeft, regelmatig grenzen opzoekt en grensoverschrijdend gedrag blijft vertonen. Klager zoekt regelmatig de confrontatie op met medegedetineerden en het personeel moet regelmatig ingrijpen om escalatie te voorkomen. Klager is
inmiddels naar een kleinere afdeling overgeplaatst, maar dit heeft niet tot de gewenste gedragsverandering geleid. Uit het selectieadvies blijkt verder dat het personeel en ook medegedetineerden veel inspanningen moeten leveren om klager rustig te
houden. Plaatsing in een b.b.i. brengt een grote mate van vrijheid met zich mee. Van een gedetineerde wordt verwacht dat hij met deze vrijheid om kan gaan en in staat is om zijn verantwoordelijkheid te nemen. Gelet op klagers gedrag is overplaatsing
naar een b.b.i. volgens de selectiefunctionaris op dit moment dan ook nog niet aan de orde.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking
dat klager blijkens de rapportage structuur nodig heeft, grensoverschrijdend gedrag blijft vertonen en overplaatsing van klager naar een kleinere afdeling niet tot de gewenste gedragsverandering heeft geleid. Een plaatsing in een b.b.i. zou een te
grote
mate van vrijheid met zich meebrengen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 13 januari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven