Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3280/GA, 4 januari 2012, beroep
Uitspraakdatum:04-01-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/3280/GA

betreft: [klager] datum: 4 januari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.C. Gijselaar, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 oktober 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – de afwijzing van een verzoek om algemeen verlof.

De beklagrechter heeft het beklag in zoverre ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager is van mening dat het beklag ten onrechte ongegrond is verklaard. Klager was, anders dan door de beklagrechter is overwogen, reeds in mei 2011 in het bezit van een geldig identiteitsbewijs. Klager is overigens van mening dat het niet in het
bezit
zijn van een geldig legitimatiebewijs geen grond vormt voor een afwijzende beslissing op een verlofaanvraag. Klager verwijst daartoe naar een uitspraak van de beroepscommissie, met kenmerk 10/3330/TA en 11/3380/TA, van 17 mei 2011. De adviezen van het
Openbaar Ministerie (OM) en de politie, die beiden negatief zijn, zijn verouderd. Het advies van het OM is zes maanden geleden opgemaakt. Het daarin aangevoerde confrontatiegevaar wordt door de directeur en het OM echter niet nader geconcretiseerd. Er
is daarom sprake van handelen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Daarnaast zou het confrontatiegevaar, indien dit al bestond, kunnen worden ondervangen door het stellen van een of meer bijzondere voorwaarden. Klager verwijst naar de uitspraak
van de beroepscommissie van 30 mei 2011 met kenmerk 11/843/GA. Daarnaast is als grond voor de afwijzing opgevoerd dat er een ernstig vermoeden zou zijn dat klager zich zou onttrekken aan zijn detentie. Ook het OM stelt dat er vluchtgevaar is. Klager is
niet voornemens zich aan detentie te onttrekken. Hij is voornemens in Nederland te blijven en na zijn detentie weer bij zijn ouders te gaan wonen. Klager wenst zich goed voor te bereiden op zijn terugkeer in de samenleving.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagrechter. Voorts heeft hij nog het volgende – zakelijk weergegeven – aangevoerd.
Anders dan door en namens klager is aangevoerd, was er op 15 augustus 2011 nog steeds geen legitimatiebewijs van klager aanwezig. De uitspraak van de beroepscommissie waar klager en zijn raadsman op doelen is in dit geval volgens de directeur niet van
toepassing, het ziet immers op een wezenlijk andere situatie. In die uitspraak staat overigens wel vermeld dat een ieder verplicht is zich te identificeren met bijvoorbeeld een paspoort of rijbewijs. Anders dan wordt aangevoerd, was het advies van het
OM ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing geen zes maanden oud, het advies was in april 2011 afgegeven en de afwijzende beslissing dateert van mei 2011; het betrof dus een zeer recent advies. Daarnaast speelt voor het OM de vrees voor
confrontatie met de slachtoffers van de feiten waarvoor klager was gedetineerd. Een dergelijke confrontatie dient te worden uitgesloten, hetgeen moeilijk is omdat klager geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en het niet duidelijk is waar in Haarlem
hij verblijf zal houden. Daarnaast levert het niet hebben van een vaste woon- of verblijfplaats mogelijk vluchtgevaar op.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat klager ten tijde van het nemen van de beslissing niet beschikte over een geldig legitimatiebewijs. Gelet op de identificatieplicht is het in bezit hebben van een geldig legitimatiebewijs een redelijke
en voor de hand liggende eis van de directeur. Daargelaten het confrontatiegevaar met slachtoffers kan deze omstandigheid de bestreden beslissing van de directeur dragen. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom - voor zover dat is komen vast te
staan
- naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, voor zover in beroep aan de orde.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 januari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven