Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1736/GA, 2 januari 2012, beroep
Uitspraakdatum:02-01-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1736/GA

betreft: [klager] datum: 2 januari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,

gericht tegen een uitspraak van 25 mei 2011 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 oktober 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam, is gehoord klagers raadsman mr. A.P. Visser.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie, wegens een positieve score op een urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
Er vanuit gaande dat het personeel handelt zoals omschreven in de ‘Instructie Urinecontrole 2011 Penitentiaire Inrichting Krimpen a/d IJssel’ kunnen er geen fouten gemaakt zijn door het personeel. Er wordt gebruik gemaakt van een vacuümsysteem. De
afwijking ziet zeker niet op het feit dat de gedetineerden niet zelf hun buisjes dichtmaken en coderen. De medewerkers handelen op de manier die omschreven staat in artikel 3, vijfde lid, van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen
(hierna:
de Regeling). Voorts wordt verwezen naar jurisprudentie van de beroepscommissie.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Primair kan de directeur niet worden ontvangen in zijn beroep nu dat te laat is ingesteld en bovendien niet door de juist aangewezen persoon. De raadsman heeft de uitspraak van de beklagcommissie op 27 mei 2011 ontvangen. Subsidiair wordt inhoudelijk
verwezen naar het standpunt zoals is ingenomen bij de beklagcommissie. Er is een instructie van 2011 meegestuurd. Het is niet duidelijk of deze gold ten tijde van de urineafname bij klager.

3. De beoordeling
De uitspraak waarvan beroep is op 25 mei 2011 toegezonden aan klager, diens raadsman en de directeur. Het beroepschrift dateert van 6 juni 2011 en is op het secretariaat van de Raad ontvangen op 7 juni 2011. Uit de dossierstukken volgt dat de directeur
de uitspraak, waarvan beroep, op 31 mei 2011 heeft ontvangen. Namens de directeur is, gelet op het vorenstaande, tijdig beroep ingesteld.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt.
In artikel 3, derde en vijfde lid, van de Regeling is onder meer bepaald dat de gedetineerde onder toezicht van een ambtenaar of medewerker de urine opvangt in een opvangbeker en de urine verdeelt over twee aan hem verstrekte buizen. De gedetineerde
sluit de buizen af en de gedetineerde plakt vervolgens stickers met een uniek registratienummer of unieke code op de twee buizen. Gezien de reactie van de directeur blijkt dat urinecontroles in de p.i. Krimpen aan den IJssel niet worden uitgevoerd
volgens de Regeling. In de ‘Instructie Urinecontrole 2011 Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel’ staat in artikel 4.2 onder meer vermeld ‘Wanneer het afnamebekertje is gesloten, plaatst de gedetineerde de “Vacutainers” in de uitsparing van
het
bekertje. De Vacutainer vult zichzelf nu met de urine.” Met name het voorschrift omtrent het vullen van de buisjes wordt niet nageleefd. Derhalve is er geen sprake van een onderzoek als bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de Pbw. De uitslag van de
urinecontrole kan derhalve geen grond vormen voor de opgelegde disciplinaire straf. Hieruit volgt dat de beroepscommissie het beroep van de directeur ongegrond zal verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 2 januari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven