Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2362/GA, 2 januari 2012, beroep
Uitspraakdatum:02-01-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2362/GA

betreft: [klager] datum: 2 januari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 juli 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 december 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is klager gehoord.
Klagers raadsman mr. A.C.J. Lina heeft schriftelijk laten weten dat hij niet ter zitting zal verschijnen en hij heeft het beroep nader schriftelijk toegelicht.
De directeur van de locatie Roermond heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen in het kader van de orde, rust en veiligheid.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verbleef in een beperkt regime in een eenpersoonscel. Uit het schriftelijk verslag van 23 december 2010 blijkt dat de maatregel is opgelegd wegens het aantreffen op zijn cel van verboden voorwerpen. Hij heeft de voorwerpen (een scherp stuk
porselein, een antennekabel, een afgeknipte adapter) nimmer gezien of in bezit gehad. Klager vermoedt dat iemand hem erin geluisd heeft. Klager heeft ongeveer vier jaar in Roermond verbleven en heeft in die inrichting ongeveer drie rapporten opgelegd
gekregen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Aannemelijk is dat klagers naam werd genoemd in verband met bedreiging, afpersing en als oorzaak van een negatieve sfeer op de afdeling. Tijdens een celinspectie is tussen klagers sokken en t-shirts contrabande aangetroffen. Als gevolg hiervan is aan
klager een ordemaatregel van plaatsing in een afzonderingscel opgelegd.
Voorop gesteld wordt dat klager verantwoordelijk kan worden gesteld voor de in zijn cel aangetroffen voorwerpen die in de inrichting verboden zijn. Dit kan worden aangemerkt als strafwaardig gedrag als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw. Er
zijn geen argumenten naar voren gekomen op grond waarvan het in het onderhavige geval meer voor de hand ligt te kiezen voor het opleggen van een maatregel in plaats dan voor strafoplegging. Naar het oordeel van de beroepscommissie is de directeur in
een
geval als het onderhavige waarin sprake is van verwijtbaar wangedrag gehouden om een disciplinaire straf op te leggen. Zij zal het beroep daarom gegrond verklaren en aan klager een tegemoetkoming toekennen. De tegemoetkoming wordt gelet op de
omstandigheden van het geval beperkt tot € 5,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 2 januari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven