nummer: 11/2274/GA
betreft: [klager] datum: 19 december 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. E.A. Blok, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 30 juni 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 23 november 2011, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.A. Blok en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van voornoemde locatie.
Ter zitting heeft de raadsvrouw overgelegd een uitgeprinte samenvatting van de uitzending van Zembla op 8 januari 2011 over het onderwerp “Gif in de bollenstreek” en een veiligheidsinformatieblad over het bestrijdingsmiddel Actellic 50.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie voor de duur van zeven dagen ingaande 11 januari 2011 wegens opruiing, verbale agressie en werkweigering.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft ongeveer acht maanden gewerkt met de bloembollen voor de uitzending daarover van Zembla. Het ging telkens om dezelfde bloembollen, alleen de namen waren anders. Er is in het verleden heel vaak geklaagd over de bloembollen. Anderhalf jaar
geleden had klager al klachten, zoals druk achter het voorhoofd en geïnfecteerde ogen. Er zijn meldingen gedaan aan de medische dienst. Er is toen geadviseerd om de ogen met water uit te spoelen en een bril te dragen tijdens het werk. De raadsvrouw
deelt mede dat in de zaak van een andere gedetineerde, W., medische stukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat die klager gezondheidsklachten heeft gekregen als gevolg van het werk met de bloembollen. De werkmeesters werden iedere dag lastiggevallen
met
deze problematiek. Het is dus eerder aan de orde gesteld.
De raadsvrouw kan zich goed voorstellen dat klagers ongerust zijn. In de uitzending leek het alleen te gaan om het gevaar voor de omwonenden van de bollenvelden, maar het gaat om enorme hoeveelheden gif die op de bollen worden gespoten. De raadsvrouw
heeft enig onderzoek verricht en kwam een artikel tegen over een gif tegen bollenmijt. Uit een rapport blijkt dat dit gif zeer schadelijk is voor de gezondheid. Dat er geen gif zou zitten in de bollen waar in de p.i. wordt gewerkt, wordt betwijfeld. Op
17 november 2010 is er in de gedecovergadering aandacht gevraagd voor de bollen. Op 25 november 2010 gaf de directeur in een reactie aan dat er geen gif in de bollen zou zitten, omdat die bollen een heel proces ondergaan voordat ze in de p.i. aankomen.
Op 8 januari 2011 was de uitzending van Zembla en daarna is er op 10 januari 2011 weer een gedecovergadering geweest. De directeur zou toen onderzoek doen naar de giftigheid van de in de inrichting bewerkte bollen. Het onderzoek heeft uiteindelijk niet
plaatsgevonden.
In casu ging het niet slechts om het bestaan van een vermoeden van gevaar voor de gezondheid, maar om het bestaan van een ernstig, onmiddellijk dreigend gevaar als bedoeld in artikel 29 lid 2 van de Arbowet. Aangezien de vaststelling daarvan niet met
terugwerkende kracht kan plaatsvinden, moet uitgegaan worden van het redelijk oordeel van de werknemers op dat moment. Bovendien is de directeur er niet in geslaagd het tegendeel te bewijzen, namelijk dat klager geen onmiddellijk dreigend gevaar mocht
aannemen. Klager mocht redelijkerwijs oordelen dat sprake was van ernstig gevaar voor personen, nu medegedetineerden die eveneens met de bloembollen werken, gezondheidsklachten kregen. Zij hadden last van rode ogen en allergische reacties. Door de
uitzending van Zembla op 8 januari 2011 ontstond er extra ongerustheid onder de gedetineerden, aangezien uit die uitzending is gebleken dat omwonenden van de bollenvelden vergelijkbare klachten hebben als de gedetineerden. Een werkonderbreking was
derhalve gerechtvaardigd.
Voorts is de directeur zijn zorgplicht niet nagekomen. De gedetineerden zijn blootgesteld aan gevaarlijke stoffen en er is niets gedaan om de blootstelling te voorkomen of te minimaliseren. Het enkel bieden van de mogelijkheid om handschoenen te dragen
tijdens de werkzaamheden was niet voldoende. Het dragen van handschoenen en een mondkapje had verplicht gesteld moeten worden. Er moet ook voldoende ventilatie zijn.
De raadsvrouw heeft kritiek op de behandeling van de klacht door de commissie van toezicht. Er is gevraagd om de uitzending te bekijken en onderzoek te doen naar het gif in de bollen. Dat staat niet in het verslag van de zitting. Na de aangehouden
zitting had de beklagcommissie een nieuwe samenstelling. De beklagrechter heeft een beslissing genomen zonder dat het onderzoek was afgerond. De bollen zijn niet nader onderzocht en evenmin is de uitzending van Zembla door de beklagrechter bekeken.
Gevraagd wordt om het beroep gegrond te verklaren en een compensatie te betalen naast de doorbetaling van het loon.
Op 11 januari 2010 werd klager verplicht om te werken. De werkmeester was van mening dat als hij zou stoppen hij een rapport zou krijgen voor werkweigering. Klager heeft toen naar de directeur gevraagd. De werkmeester vond het niet nodig om het hoofd
van de arbeid te bellen. De werkmeester vertelde dat, los van de vraag of de bollen al dan niet giftig zouden zijn, de gedetineerden geacht werden door te gaan met het werk.
Klager zou bij het weggaan tegen een tafel en een deur hebben geschopt. Hij heeft ook een bewaker uitgescholden, maar heeft daarvoor later zijn excuses aangeboden.
Klager ontkent dat hij de andere gedetineerden zou hebben opgeruid. Tientallen anderen hebben verklaard dat zij ieder zelfstandig hebben besloten om het werk te weigeren. De raadsvrouw deelt mede dat zij heeft gevraagd om getuigen te horen. Zij kunnen
verklaren dat er geen sprake was van opruiing.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft een hogere disciplinaire straf gekregen dan de anderen die het werk hebben neergelegd. Hij is naar de andere gedetineerden gegaan en heeft opgeruid.
Klager is, evenals de andere gedetineerden die met de bloembollen werken, niet blootgesteld aan gevaar. Er is aan de gedetineerden uitgelegd dat de bollen een bewerkingsproces ondergaan voor er in de p.i. mee wordt gewerkt en dat er dus geen gevaar is
voor de gezondheid. Gedetineerden konden handschoenen dragen indien ze niet met de bollen in aanraking wilden komen. Er is al geruime tijd gewerkt met de bollen, ook in andere inrichtingen. Het gaat om het schubben van leliebollen. In die periode waren
er klachten over allergische reacties. Dit is bekend bij de medische dienst. Vanaf het begin was het advies om een veiligheidsbril op te zetten en handschoenen te dragen bij de werkzaamheden. De uitzending van Zembla was een keerpunt. Het gaat in die
uitzending over wat er met de bollen gebeurt op het land. Voor de aankomst in de p.i. ondergaan die bollen een heel proces, er zit gaan geen gif meer op. De directeur meent dat er zorgvuldig is gehandeld. De gedetineerden zijn niet blootgesteld aan
veiligheidsrisico’s. Er wordt thans niet meer met de bollen gewerkt. De bollen zijn door de opdrachtgever namelijk uit de p.i. gehaald in verband met imagoschade.
3. De beoordeling
De klacht dat de beklagrechter de klacht onvoldoende zou hebben onderzocht, kan wat er van die klacht zij, in het midden blijven, nu de beroepscommissie de zaak opnieuw ten gronde beoordeelt.
De beroepscommissie acht zich voldoende voorgelicht door de inhoud van de stukken en hetgeen tijdens de zitting naar voren is gekomen. De beroepscommissie is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat op 11 januari 2011 op de arbeidsplaats
sprake is geweest van een situatie waarin naar het redelijk oordeel van de werknemer onmiddellijk dreigend gevaar als bedoeld in artikel 29 Arbowet aanwezig was en verenigt zich met de overwegingen en de beslissing van de beklagrechter ter zake. Nu
klager niet tot onderbreking van het werk mocht overgaan, is de beslissing van de directeur tot oplegging van de disciplinaire staf wegens werkweigering niet onredelijk of onbillijk. Nu klager ook anderen heeft proberen aan te zetten tot werkweigering
past ook hierbij een disciplinaire straf, met dien verstande dat de beroepscommissie - gelet op alle omstandigheden van het geval - een totale duur van de disciplinaire straf van drie dagen passend acht. Voor wat betreft de duur van de opgelegde straf
is het beroep derhalve gegrond.
De beroepscommissie acht een tegemoetkoming van € 30,= aangewezen.
Voor het overige zal het beroep ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, voor wat betreft de duur van de opgelegde disciplinaire straf en vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30, =.
Voor het overige verklaart zij het beroep ongegrond en bevestigt zij de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. dr. H.K. Fernandes Mendes, leden, in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, secretaris, op 19 december 2011
secretaris voorzitter