Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2617/GA, 19 december 2011, beroep
Uitspraakdatum:19-12-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2617/GA

betreft: [klager] datum: 19 december 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Westlinge te Heerhugowaard,

gericht tegen een uitspraak van 26 juli 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 november 2011, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van voornoemde locatie.
Klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, heeft telefonisch laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
De raadsman van klager heeft ook geen gebruikgemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, de overplaatsing van klager op 4 mei 2011 van de locatie Westlinge te Heerhugowaard naar de Extra Zorg Voorziening (EZV) van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 18,75 op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De inrichtingen Zuyder Bos en Westlinge vallen onder één directie en worden tezamen met twee andere inrichtingen Amerswiel en Schutterswei aangeduid
als p.i. Heerhugowaard Alkmaar. De directeur heeft zich ten aanzien van dit punt laten adviseren door juridische zaken van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Uit de aan alle vestigingsdirecteuren gerichte brief van het Ministerie van Justitie, Dienst
Justitiële Inrichtingen, van 8 oktober 2010 over het onderwerp beslissingsbevoegdheid plaatsing Extra Zorg Voorziening (EZV) volgt dat de vestigingsdirecteur bevoegd is om te besluiten over de plaatsing op de EZV. Overplaatsingen naar een EZV van een
andere locatie betreft immers interne differentiatie.
Strikt genomen hebben de locaties Westlinge en Zuyderbos beide een eigen bestemming, maar de overplaatsing was in casu in het belang van klager. Er was immers sprake van een acute situatie en door klager over te plaatsen kon zijn veiligheid worden
gewaarborgd. De directeur stelt dat het zijn intentie was om exra zorg aan klager te verlenen. De directeur wilde klager niet in afzondering plaatsen. In de locatie Zuyder Bos kon hij algemeen verlof aanvragen. Geografisch gezien liggen Westlinge en
Zuyder Bos ongeveer drie kilometer van elkaar. De EZV is ondergebracht in één locatie. In Westlinge geldt een (zeer) beperkt beveiligingsniveau, terwijl in de locatie Zuyder Bos een normaal beveiligingniveau geldt. Over de overplaatsing heeft de
directeur contact gehad met de selectiefunctionaris.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Bij Ministerieel besluit van 22 september 2011, nr. 5708086/dji/2011, is de bestemming van de p.i. Heerhugowaard geregeld.
Onder 1.1. en 1.2. van dat besluit is bepaald dat het perceel Copernicusstraat 10 te Heerhugowaard, aangeduid als Locatie Zuyder Bos, ten dele is aangewezen als: gevangenis en ten dele als huis van bewaring, inrichting voor mannen, voor wat betreft de
gevangenis als een inrichting met een regime van algehele gemeenschap en voor wat betreft het huis van bewaring als een inrichting met een standaardregime van beperkte gemeenschap, beide met een normaal beveiligingsniveau.
Onder 3. van hetzelfde besluit is bepaald dat het perceel Van Noortwijklaan 2 te Heerhugowaard wordt aangeduid als Locatie Westlinge en dat deze locatie is aangewezen als: gevangenis, inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap, voor
wat betreft de nader aangeduide paviljoens met een beperkt dan wel een zeer beperkt beveiligingsniveau.

Naar het oordeel van de beroepscommissie volgt reeds uit het voorgaande dat in de bestemmingsaanwijzing niet aldus gelezen kan worden dat de hiervoor genoemde percelen gezamenlijk één huis van bewaring, dan wel één gevangenis vormen, maar dat deze
ieder
voor zich tot huis van bewaring en/of tot gevangenis worden bestemd. Daaraan doet niet af dat deze percelen volgens punt 5. van dat besluit tezamen worden aangeduid als de p.i. Heerhugowaard Alkmaar en dat zij onder één directie vallen.

Het uitgangspunt van de wet is immers dat aan een inrichting of een afdeling van een inrichting, waarmee wordt gedoeld op een geografisch herkenbaar gebouwelijk complex, een bepaalde penitentiaire inrichting wordt toebedeeld.
Dit valt af te leiden uit onderdeel 7 van de memorie van toelichting bij de Pbw (Kamerstukken II, 1994-1995, 24263. nr. 3, pagina 23 en 24) alwaar het volgende valt te lezen: “Onder het begrip inrichting valt te verstaan een feitelijke en
organisatorische eenheid. Vaak zal het gaan om één gebouw dat onder beheer van een directeur staat. Aan de orde is al geweest (onderdeel 6 onder c) de in gang zijnde organisatorische bundeling van gebouwen. In een dergelijke situatie laat de wet de
mogelijkheid open om een complex van gebouwen als een penitentiaire inrichting aan te duiden. Het komt de overzichtelijkheid ten goede, indien gebouwen die op deze wijze worden samengevoegd geografisch een herkenbare eenheid vormen. Indien inrichtingen
die niet in elkaars nabijheid liggen, organisatorisch onder hetzelfde beheer worden gebracht zullen de samenstellende delen als even zovele penitentiaire inrichtingen worden aangeduid.”
Deze uitleg van het begrip inrichting is ook overigens in overeenstemming met de bij de invoering van de Pbw gekozen uitgangspunten (Vgl. BC 08/2532/GB van 30 december 2008). Met inachtneming van het vorenstaande is de selectiefunctionaris, gelet op
artikel 15, derde lid, van de Pbw bevoegd tot overplaatsing te beslissen. Deze bevoegdheid van de selectiefunctionaris is een exclusieve bevoegdheid die niet kan worden gedelegeerd aan directeuren van penitentiaire inrichtingen.
Bij de beslissing tot overplaatsing van klager naar de EZV van de locatie Zuyder Bos is gelet op het vorenstaande geen sprake van een interne overplaatsing en deze beslissing van de directeur is dan ook onbevoegd genomen, alle goede bedoelingen van de
directeur ten opzichte van klager ten spijt. Daaraan doet niet af wat in genoemde brief van DJI van
8 oktober 2010 is vermeld. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. dr. H.K. Fernandes Mendes, leden, in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, secretaris, op 19 december 2011

secretaris voorzitter

Naar boven