Nummer: 11/4335/SGA
Betreft: [verzoeker] datum: 16 december 2011
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. T. van der Goot, namens
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde p.i., inhoudende de toepassing van regelmatig visueel toezicht tijdens de nachtelijke
uren, waarbij de verlichting van de verblijfsruimte (kort) wordt ingeschakeld.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 9 december 2011, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 13 december 2011 en 15 december 2011.
1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Door en namens verzoeker is het schorsingsverzoek schriftelijk toegelicht.
De directeur heeft zijn standpunt ten aanzien van het schorsingsverzoek schriftelijk kenbaar gemaakt.
2. De beoordeling
De feiten
Bij de beoordeling van het verzoek gaat de voorzitter van de volgende uit de stukken blijkende feiten uit:
- De directeur heeft ten aanzien van klager besloten om de zogenaamde “nachtstaatprocedure” toe te passen.
- Deze procedure houdt in dat klager, anders dan bij gedetineerden die niet op de “nachtstaat” staan, tijdens de nachtdienst van 22.00 uur tot en met 07.00 uur bij de zes controlerondes door het personeel wordt gecontroleerd.
- Die controle houdt telkens in dat het personeel het luikje van klagers verblijfsruimte openmaakt, het licht in die ruimte kort aandoet en men, als er niets bijzonders wordt waargenomen, het licht weer dooft en het luikje sluit.
- Van de waarnemingen tijdens de controle worden lijsten bijgehouden.
- De directeur beoordeelt iedere twee weken of de plaatsing van klager op de nachtstaat dient te worden voortgezet.
De ontvankelijkheid
Anders dan door en namens verzoeker is aangevoerd, is in het geval van regelmatige visuele controle tijdens de nachtelijke uren géén sprake van een ordemaatregel als bedoeld in artikel 23 van de Pbw. Het betreft het uitoefenen van toezicht op klager
door de toepassing van boven genoemde nachtstaatprocedure. Deze toezichtmaatregel gaat verder (en maakt ook meer inbreuk op de privacy) dan het toezicht dat uitgeoefend wordt op de overige, niet op de nachtstaat geplaatste gedetineerden. In die zin is
er dan naar het voorlopig oordeel van de voorzitter sprake van een beslissing van de directeur jegens klager, waartegen beklag open staat en waarvan schorsing kan worden gevraagd. Verzoeker is daarom ontvankelijk in zijn verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
De toepassing van de nachtstaatprocedure op klager is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet in strijd met enig wettelijk voorschrift. Voor zover klager heeft aangevoerd dat er in strijd is gehandeld met wettelijke vormvoorschriften,
overweegt de voorzitter het volgende. Hoewel de wet in een geval als het onderhavige niet voorschrijft dat daarvan aan de betrokken gedetineerde schriftelijk mededeling wordt gedaan, is het wenselijk dat ook bij dit soort beslissingen die schriftelijke
mededeling wel wordt verstrekt. Dat niet-verstrekken kan evenwel, nu dit niet verplicht is, niet leiden tot een toewijzing van het verzoek. Van andere vormvoorschriften voor toepassing van de nachtstaatprocedure is, anders dan bijvoorbeeld bij
toepassing van cameraobservatie, geen sprake.
De voorzitter oordeelt de bestreden beslissing ook niet zodanig onredelijk of onbillijk dat er een spoedeisend belang zou zijn om de tenuitvoerlegging daarvan te schorsen. Hierbij overweegt de voorzitter, nog steeds voorlopig oordelend, het volgende:
- Anders dan het continue cameratoezicht waarvan bij de eerdere schorsingsverzoeken van klager sprake was en waaraan hij refereert in zijn klaagschrift en verzoekschrift, is er bij toepassing van de nachtstaatprocedure sprake van incidentele en
kort durende directe visuele controle. De inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is bij de nachtstaatprocedure van een geheel andere/mindere orde/klemmendheid dan in het geval van voortdurende cameraobservatie.
- Aan de directeur kan, gezien zijn wettelijke taak en bevoegdheden en gelet op alle rondom/in klagers strafzaak aan de orde zijnde omstandigheden, niet elk belang worden ontzegd bij het regelmatig doen controleren van klagers aanwezigheid en
gezondheid.
Vastgesteld kan worden dat toepassing van de nachtstaatprocedure voor klager een inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer met zich brengt. Bij afweging van alle betrokken belangen en gezien de relatief geringe inbreuk die de toepassing van die
procedure
voor klager inhoudt, hoeft dit naar het voorlopig oordeel van de voorzitter echter niet leiden tot schorsing van de tenuitvoerlegging van die beslissing. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
Of de toezichtmaatregel al dan niet terecht is opgelegd is ter beoordeling aan de beklagcommissie en eventueel daarna aan de beroepscommissie.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 december 2011.
secretaris voorzitter