nummer: 11/2073/GA
betreft: [klager] datum: 13 december 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,
gericht tegen een uitspraak van 7 juni 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 18 november 2011, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde p.i.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet geven van toestemming voor invoer van een televisie met ingebouwde dvd-speler.
De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als
volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht en aanvullend nog per email toegelicht.
Het beroep is met name ingediend omdat de directeur van mening is dat de beklagcommissie deze zaak anders had moeten behandelen. De directeur heeft door omstandigheden inderdaad niet tijdig gereageerd op het verzoek om inlichtingen. Het had dan echter
voor de hand gelegen als de zaak op een zitting zou zijn behandeld. Waar klager stelt dat hij voor de behandeling van het beklag zou hebben gesproken met het afdelingshoofd en deze aan klager zou hebben verzocht om intrekking van het beklag, stelt de
directeur daarvan niet op de hoogte te zijn en zich dit eigenlijk niet goed te kunnen voorstellen. Dat laat echter, naar de mening van de directeur, onverlet dat de beklagcommissie het beklag niet op deze wijze had behoren af te doen.
Volgens de huisregels van de inrichting mag een televisie met ingebouwde dvd-speler niet worden ingevoerd, tenzij die dvd-speler onklaar gemaakt wordt. De directeur begrijpt van klager dat de dvd-speler uiteindelijk op kosten van de inrichting onklaar
is gemaakt. Dat bevreemdt de directeur. Overigens worden Playstation II-apparaten wel in de inrichting toegelaten. De invoer van het betreffende televisietoestel is op 17 maart 2011 geweigerd en op 6 juli 2011 is opdracht gegeven het toestel op kosten
van de inrichting te verzegelen. De televisie is op 10 augustus 2011 aan klager uitgereikt. Dvd’s voor games van de Playstation II zijn wel toegestaan, omdat daarvan op grond van het logo zichtbaar is dat het om een game-dvd gaat. De huur van een
inrichtingstelevisie kost inderdaad € 3,= per week.
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als
volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Aan klager is kort voor de uitspraak van de beklagcommissie gevraagd of hij het beklag wilde intrekken. Daarom is het standpunt van de directeur, dat zij van niets wist, op zijn minst onbegrijpelijk. Klager heeft bij de invoer direct aangegeven bereid
te zijn de dvd-speler te laten verzegelen. Omdat klager de televisie langere tijd heeft moeten missen, heeft hij dat beklag niet ingetrokken. Hij wilde de huur van de televisie terugkrijgen. Uiteindelijk is de dvd-speler onklaar gemaakt en kreeg hij de
televisie uitgereikt. Klager vindt het allemaal vreemd omdat in de inrichting wel andere apparaten met een dvd-speler worden toegelaten. Klager heeft zijn televisie uiteindelijk vijf maanden moeten missen en in die periode steeds € 3,= per week voor
de
huur van een inrichtingstoestel..
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat – zo daar al sprake van zou zijn – eventuele onvolkomenheden in de behandeling van het beklag door de beklagcommissie niet hoeven te leiden tot een gegrondverklaring van het beroep. De beroepscommissie behandelt in
beroep het beklag opnieuw in volle omvang.
Vastgesteld kan worden dat klager op 17 maart 2011 een televisie met dvd-speler ter invoer heeft aangeboden en dat de invoer daarvan is geweigerd.
Voldoende aannemelijk is voorts dat op dat moment het inrichtingsbeleid was dat televisies voorzien van een dvd-speler slechts tot de inrichting werden toegelaten indien de dvd-speler verzegeld (= onklaar gemaakt) werd. De beroepscommissie acht voorts
voldoende aannemelijk dat klager zich bij het aanbieden van de betreffende televisie bereid heeft verklaard om dat apparaat te laten verzegelen. Uiteindelijk is op 10 augustus 2011 de televisie, nadat de dvd-speler op kosten van de inrichting was
verzegeld, toegelaten tot de inrichting.
Het vorenstaande in onderling verband en bezien leidt tot het oordeel dat de beslissing om de invoer van de televisie te verbieden, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. De uitspraak
van de beklagcommissie zal daarom, met wijziging van de gronden, worden bevestigd.
Nu klager geen beroep heeft ingesteld tegen de hoogte van de door de beklagrechter vastgestelde tegemoetkoming, is er voor de beroepscommissie geen aanleiding om daarover een andere beslissing te nemen dan de beklagrechter heeft gedaan.
Zij merkt in dat verband nog wel op dat het de beroepscommissie alleszins redelijk voorkomt dat de directeur klager tegemoetkomt in de door hem onnodig gemaakte huurkosten.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, dr. H.G. van de Bunt en mr. U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 december 2011
secretaris voorzitter