Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2031/GA, 8 december 2011, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2031/GA

betreft: [klager] datum: 8 december 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Westlinge te Heerhugowaard,

gericht tegen een uitspraak van 24 juni 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 november 2011, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere, zijn gehoord de raadsman van klager, mr. M. de Reus,
[...], plv. vestigingsdirecteur en [...], hoofd CBTR bij de locatie Westlinge.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, het feit dat er niet voortvarend is gehandeld met betrekking tot klagers TR-traject.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 10,-- toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is deelnemer aan het traject “Terugdringen Recidive” (hierna: TR) dat is gestart in de vorige inrichting waar hij verbleef. In augustus 2009 is het traject tijdelijk stopgezet doordat klager werd aangehouden in verband met de verdenking van een
nieuw strafbaar feit. Klager kwam van buiten de regio met de status “traject stopgezet” en werd conform het TR-beleid in Westlinge op de wachtlijst geplaatst.
De beklagcommissie noemt termijnen uit het draaiboek TR, die voor een andere situatie gelden, namelijk het opstarten van een TR-traject na het vonnis in eerste aanleg. De door klager getekende instemmingsverklaring voor deelname TR wordt alleen gezien
als een formeel vereiste voor b.b.i. plaatsing. Daarmee is een formele procedure gestart die echter niets zegt over klager zelf. Klager had middels een motivatiebrief moeten aangeven dat hij in aanmerking wenste te komen voor voortzetting van zijn
TR-traject. Er waren geen andere signalen dat klager het TR-traject wilde hervatten. Dat stond ook niet in de selectiebeslissing van de selectiefunctionaris. Nadat klager zelf contact had opgenomen met het bureau TR is actie ondernomen. Er is toen
gekozen voor een herdiagnose Risc omdat het reïntegratierapport gedateerd was. Na de herdiagnose is het reïntegratierapport aangepast. De directeur vraagt zich af welke directeur een verwijt kan worden gemaakt. Klager heeft geen klacht ingediend bij de
p.i. Krimpen aan den IJssel. De directeur heeft zich gehouden aan de termijnen binnen zijn eigen verantwoordelijkheid.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De raadsman van klager verwijst naar zijn schriftelijke reactie op het beroep. In het advies van de p.i. Krimpen aan den IJssel, de vorige inrichting van verblijf, staat dat klager de akkoordverklaring voor deelname aan TR heeft getekend in november
2010. In het selectieadvies van p.i. Krimpen aan den IJssel staat ook dat trainingen in het kader van
TR kunnen worden gevolgd in de nieuwe inrichting van verblijf. Als klager na zijn plaatsing in de locatie Westlinge in maart 2011 pas in mei 2011 het eerste gesprek met de TR-medewerker heeft dan duurt dat te lang. De beklagcommissie noemt termijnen
uit
het draaiboek TR die voor een andere situatie gelden, namelijk het opstarten van een TR-traject na het vonnis in eerste aanleg. Er is niet tegen klager gezegd dat er een motivatiebrief ontbrak. Uit het draaiboek TR blijkt dat de trajectbegeleider
verantwoordelijk is voor de regie van het TR-traject. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die voor rekening van klager dienen te komen.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting van de beroepscommissie is gebleken dat klager in de vorige inrichting van verblijf een instemmingsverklaring voor het TR-traject heeft getekend. Op 14 maart 2011 is klager geplaatst in de locatie
Westlinge.
Op
10 mei 2011 is aan klager een TR-medewerker toegewezen. Klager is niet medegedeeld dat hij ter hervatting van het TR-traject een motivatiebrief moest schrijven. Op 12 mei 2011 zou de fasering van klager worden besproken, maar in verband met de aanvraag
van een nieuw adviesrapport is de zaak voor de duur van zes weken aangehouden. Op 18 mei 2011 heeft het eerste gesprek plaatsgevonden tussen klager en een TR-medewerker.
Uit paragraaf 2.2.3.1. van het draaiboek Samenwerkingmodel GW-3RO, waarin is vastgelegd het landelijk geldend beleid met betrekking tot de werkwijze TR en geldend in alle penitentiaire inrichtingen, blijkt dat de trajectbegeleider verantwoordelijk is
voor de regie van het TR-traject en dat deze medewerker erop toeziet dat de (gedrags)interventies volgens planning worden uitgevoerd. Wanneer er zich situaties voordoen die om bijstelling van het reïntegratieplan vragen neemt de TR-begeleider hiertoe
het initiatief. Als voorbeeld wordt ook de overplaatsing genoemd.
Gelet op de hiervoor omschreven situatie van klager, had het naar het oordeel van de beroepscommissie op de weg van de TR-trajectbegeleider gelegen om (eerder) actie te ondernemen na binnenkomst van klager in de locatie Westlinge. Nu dat achterwege is
gebleven kan gezegd worden dat de directeur van de inrichting, onder wiens verantwoordelijkheid de TR-begeleider valt, verantwoordelijk is voor het niet adequaat handelen bij het reeds ingang gezette TR-traject ten behoeve van klager. Het beroep van de
directeur zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. dr. H.K. Fernandes Mendes, leden, in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, secretaris, op 8 december 2011

secretaris voorzitter

Naar boven