Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3168/GB, 13 december 2011, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/3168/GB

Betreft: [klager] datum: 13 december 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Ö. Saki, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 september 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 2 februari 2009 gedetineerd. Hij verblijft in unit zes van de
penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Volgens klager heeft de selectiefunctionaris ten onrechte aan de bestreden beslissing ten grondslag gelegd dat er een groot risico bestaat op slachtofferconfrontatie. Uit de bestreden beslissing
blijkt immers niet dat de slachtoffers in de directe nabijheid van het door klager opgegeven verlofadres wonen. Bovendien heeft de selectiefunctionaris ten onrechte niet bezien of het risico op slachtofferconfrontatie kan worden ondervangen door het
stellen van voorwaarden aan het verlenen van verlof. Daarbij komt nog dat de feiten waarvoor klager is veroordeeld zijn gepleegd in 2008. Het is van belang dat klager zich kan voorbereiden op zijn terugkeer in de samenleving, hetgeen thans wordt
verhinderd door de beslissing van de selectiefunctionaris. Verder heeft klager recent vernomen dat een andere gedetineerde, die medeverdachte was in de zaak van klager en eveneens is veroordeeld voor het plegen van gewelddadige overvallen in Eindhoven,
wel met verlof is geweest in Eindhoven.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager is veroordeeld voor het plegen van gewelddadige overvallen, met name in de gemeente Eindhoven. Hierbij zijn slachtoffers gevallen. Aangezien klager zijn
verlof in Eindhoven wil doorbrengen, is het niet ondenkbaar dat er een confrontatie met de slachtoffers plaatsvindt, hetgeen in dit stadium van het strafproces volgens de selectiefunctionaris onaanvaardbaar is. De politie heeft aangegeven geen
inschatting te kunnen maken ten aanzien van het verloop van het verlof en heeft derhalve geen advies gegeven. Verzuimd is echter nogmaals de politie om advies te vragen met het verzoek specifiek naar het door klager opgegeven verlofadres te kijken in
relatie tot de delicten waarvoor klager in eerste aanleg is veroordeeld. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd en heeft daarbij aangeven dat de argumenten als genoemd in het eerdere negatieve advies van 31 maart 2010 nog steeds
gelden.
De selectiefunctionaris is derhalve van mening dat klager zijn verlof op dit moment niet in Eindhoven mag doorbrengen. Tot op heden heeft klager geen ander verlofadres opgegeven.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. In het advies van het OM staat vermeld dat, gelet op de aard van de feiten, de recidive, de duur van de opgelegde straf, het risico van maatschappelijke onrust en het gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van
strafbare feiten, bezwaar bestaat tegen overplaatsing van klager naar een b.b.i. Verder staat in dat advies onder meer vermeld dat het aannemelijk is dat maatschappijbeveiliging een belangrijk element is geweest bij het bepalen van de hoogte van de
straf. Volgens het OM zou op termijn wel ruimte bestaan om klager over te plaatsen naar een b.b.i.

4.4. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking
dat het OM negatief heeft geadviseerd over overplaatsing van klager naar een b.b.i. Uit de stukken blijkt verder dat er sprake is van recidive en dat uit de Risc is gebleken dat de kans op recidive gemiddeld/hoog is. De beroepscommissie acht voorts van
belang dat klager zijn verlof wil doorbrengen in Eindhoven, waardoor slachtofferconfrontatie niet is uit te sluiten. Hetgeen klager heeft aangevoerd ten aanzien van het advies van het OM in de zaak van de (inmiddels veroordeelde) medeverdachte is
onvoldoende feitelijk onderbouwd om tot een ander oordeel te kunnen komen. Hoewel klager een belang heeft om zijn resocialisatie vorm te geven – de fictieve einddatum van zijn detentie is gesteld op 1 februari 2013 – heeft de selectiefunctionaris in
redelijkheid kunnen besluiten dat klager vooralsnog niet in aanmerking komt voor overplaatsing naar een b.b.i. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 13 december 2011

secretaris voorzitter

Naar boven