Nummer: 11/3160/GB
Betreft: [klager] datum: 13 december 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 26 september 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 31 juli 2001 gedetineerd. Hij verblijft in unit zes van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Volgens klager is hij nooit voortvluchtig geweest. Hij heeft er alles aan gedaan om de aan hem opgelegde ontnemingsvordering te voldoen. Klager heeft dit eerder laten zien door ruim
30.000 euro te voldoen in drie jaar door hard te werken. Klager wil hier graag mee doorgaan en zo snel mogelijk het restantbedrag voldoen. Hij heeft geprobeerd een betalingsregeling te treffen, maar dit is niet gelukt. In een b.b.i. zal het volgens
klager makkelijker zijn de ontnemingsvordering te voldoen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager heeft zich meermaals onttrokken aan detentie en is in totaal meer dan vijf jaar voortvluchtig geweest. Volgens de selectiefunctionaris was de laatste
keer dat klager zich heeft onttrokken aan detentie in de periode van 4 september 2008 tot en met 21 juli 2011. Gelet op deze recente ontvluchting bestaat er onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van aan klager te verlenen vrijheden. De
omstandigheid dat klagers poging tot het treffen van een betalingsregeling is mislukt, vormt evenmin aanleiding om klager naar een b.b.i. over te plaatsen.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager
zich
meermaals, in totaal voor een periode van ruim vijf jaar, heeft onttrokken aan detentie. De beroepscommissie is van oordeel dat genoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor plaatsing in een b.b.i. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 13 december 2011
secretaris voorzitter