nummer: 11/2877/GA
betreft: [klager] datum: 9 december 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 1 september 2011 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager op 26 juli 2011, na afloop van een bezoek van een reclasseringsmedewerker, is onderzocht aan zijn lichaam.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht. De directeur wantrouwt ketenpartners zoals reclasseringsmedewerkers. De beslissing van de beroepscommissie, dat noch de wet, noch
de memorie van toelichting aangeeft dat een uitzondering gemaakt moet worden met betrekking tot visitatie na bezoek van bepaalde personen, is onjuist. Klager vindt het onmenselijk en kleinerend dat hij zich na elk bezoek moet uitkleden. Artikel 8 van
het EVRM wordt geschonden, evenals de bepalingen van de Pbw.
De directeur heeft gepersisteerd bij zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie
3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 29, eerste lid, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde bij binnenkomst of bij het verlaten van de inrichting, voorafgaand aan of na afloop van bezoek, dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is in
het
belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken. Noch de wet, noch de memorie van toelichting, geven aan dat een uitzondering gemaakt moet worden met betrekking tot de
visitatie
na het bezoek van geprivilegieerde personen. Van belang is daarbij dat dit visiteren plaats dient te vinden in belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Alleen al om die reden kan niet zonder meer worden gesteld dat er na
afloop van een bezoek van een reclasseringsmedewerker, ook al neemt deze geprivilegieerde bezoeker een bijzondere positie in, niet mag worden gevisiteerd. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de beslissing van de directeur om klager op 26 juli 2011
te laten visiteren na een bezoek van een reclasseringsmedewerker, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Hetgeen in beroep is aangevoerd leidt niet tot een andere uitspraak dan die van de
beklagcommissie. Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal, met wijziging van gronden, worden bevestigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van F.A. Groeneveld, secretaris, op 9 december 2011
secretaris voorzitter