Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2844/GM, 13 december 2011, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2844/GM

betreft: [klager] datum: 13 december 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. M.K. Bhadai namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 25 augustus 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Klagers beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 21 november 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel.

Klager, die zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland is, is niet ter zitting verschenen. Zijn raadsman mr. M.K. Bhadai en de inrichtingsarts van het Detentiecentrum Rotterdam hebben meegedeeld dat zij niet ter zitting zullen verschijnen.

De raadsman mr. M.K. Bhadai heeft in een schrijven van 3 november 2011 schriftelijk aan de beroepscommissie verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden, omdat hij op de zittingsdatum verhinderd is te verschijnen. De secretaris heeft de
raadsman
zonder resultaat meerdere keren gebeld en vervolgens gemaild en gefaxt met het antwoord dat in beginsel op een verzoek om aanhouding ter zitting zal worden beslist en dat verzocht wordt om een kantoorgenoot te laten waarnemen en/of schriftelijk het
beroep toe te lichten. Op het e-mail- en faxbericht is geen reactie van de raadsman ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 1 juli 2011, houdt in dat klagers wond niet goed is behandeld.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is de klacht in beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft heel veel pijn. De medische behandeling en de nazorg na klagers operatie zijn verre van optimaal geweest en komen niet overeen met hetgeen de behandelend arts heeft voorgeschreven. Dit is erkend door het plaatsvervangend hoofd van de
medische dienst. Het plaatsvervangend hoofd heeft in een brief van 12 juli 2011 gesteld dat ‘volgens het dossier is gebleken dat deze afspraken helaas niet goed door de verpleegkundige zijn opgepakt.’ Verzocht wordt om een schadevergoeding aan klager
toe te kennen en de inrichtingsarts te veroordelen in de kosten van de procedure en rechtsbijstand.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
Klager is op 25 mei 2011 geopereerd aan een sinus pilonidalis, een haarnestcyste. De wondbehandeling is aan hem zelf overgelaten. Erkend wordt dat de zelfzorg mogelijk is overschat en dat de afspraken die gemaakt zijn met de behandelaar niet goed zijn
opgepakt door de verpleegkundige.
Na drie weken heeft klager aangegeven dat het schoonspoelen onder de douche moeilijk ging. Daarna werd hij dagelijks door de verpleegkundige behandeld. Hij weigerde echter een aantal keren behandeling van de wond. Aan klager zijn verontschuldigingen
aangeboden. Op 1 augustus 2011 zag de wond er goed uit.

3. De beoordeling
Klagers raadsman heeft bij faxbericht van 3 november 2011 verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden, omdat hij op de zittingdag verhinderd was om ter zitting te verschijnen. Meermalen is telefonisch contact gezocht met het kantoor van de
raadsman zonder dat de telefoon werd beantwoord. Vervolgens is per e-mailbericht van 8 november 2011 de raadsman geantwoord dat op het verzoek om aanhouding in beginsel wordt beslist op de zitting en dat verzocht wordt om een kantoorgenoot ter zitting
voor de raadsman te laten waarnemen en/of het beroep schriftelijk toe te lichten. Het e-mailbericht is tevens gefaxt aan de raadsman. Van de raadsman is geen reactie op het e-mailbericht noch op het faxbericht ontvangen.
De beroepscommissie acht zich, gelet op bovenstaande gang van zaken, en aan de hand van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak af.

Uit de stukken en met name de reactie van het plaatsvervangend hoofd zorg op het beroep en de medische gegevens volgt dat nadat in het ziekenhuis bij klager een haarnestcyste in de bilspleet operatief was verwijderd, de verzorging van de wond aan
klager
is overgelaten. Door het plaatsvervangend hoofd zorg is erkend dat de afspraak met het ziekenhuis over wondbehandeling in eerste instantie niet goed door de verpleegkundige is opgepakt.
De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het bovenstaande, het handelen namens de inrichtingsarts in strijd is met de in artikel 28 van de Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. Zij zal aan klager een
tegemoetkoming van € 25,= toekennen.
De beroepscommissie overweegt voorts dat de Pbw noch de Pm de mogelijkheid van een veroordeling van één of beide partij(en) in de kosten van de procedure en/of rechtsbijstand kent.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van het Detentiecentrum Rotterdam toekomende tegemoetkoming op € 25,-.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 december 2011

secretaris voorzitter

Naar boven