Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2370/GM, 13 december 2011, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2370/GM

betreft: [klager] datum: 13 december 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 19 juli 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Klagers beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 21 november 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel.

Klager, zijn raadsman [...] en de inrichtingsarts van de p.i. Almere hebben meegedeeld dat zij niet ter zitting zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 8 juli 2011, betreft het niet verstrekken door de inrichtingsarts (psychiater) van Anafranil (retard) aan klager.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht in beroep als volgt toegelicht.
Bij binnenkomst in de p.i. Almere is klager geen Anafranil voorgeschreven, terwijl hij deze medicatie vóór zijn binnenkomst in de inrichting al geruime tijd, ongeveer een jaar lang, gebruikte. Het gebruik van Anafranil blijkt ook uit het door klager
aan
de medisch adviseur gezonden afschrift van zijn patiëntenkaart van zijn toenmalige huisarts.
Zonder afbouw is de verstrekking van Anafranil op 14 januari 2011 gestopt. Hij gebruikte het al sinds 22 juni 2010. Pas op 28 januari 2011 heeft de psychiater aangegeven dat Anafranil aan klager diende te worden verstrekt. Klager heeft veel last
ondervonden van het abrupt stoppen met het innemen van Anafranil na zijn binnenkomst in de p.i. Almere. Hij had last van hoofdpijn en depressieve klachten. Verwezen wordt naar het consultverslag van 28 januari 2011. Het consultverslag van 17 januari
2011 is niet bij de stukken aangetroffen. Continuering van Anafranil zou geen (grote) wijziging zijn geweest in de medicatie. Juist het abrupt gedwongen stoppen met het gebruik van Anafranil is een, gelet op de door klager ondervonden last, grote
wijziging in de medicatie. Na het wederom voorschrijven van Anafranil heeft de psychiater als conclusie ten opzichte van het laatste consult ‘verbeterd’ aangevinkt.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager is op 14 januari 2011 binnengekomen in de p.i. en op 17 januari 2011 gezien door de psychiater. De psychiater wilde de informatie van de behandelaar(s) buiten afwachten voordat hij de medicatie ingrijpend ging wijzigen. Op 28 januari 2011 heeft
de psychiater klager opnieuw gezien en zijn verzoek ingewilligd. De psychiater had op dat moment inmiddels een beter beeld van klagers psychiatrische problematiek. Dit is aan klager uitgelegd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat uit de bij de stukken gevoegde patiëntenkaart blijkt dat klager vóór zijn detentie Anafranil is voorgeschreven door zijn voormalige huisarts. Dit wordt ook niet door de inrichtingsarts betwist. Uit de behandeling ter
zitting, de stukken en met name de medische gegevens volgt dat bij binnenkomst in de p.i. de verstrekking van Anafranil zonder afbouw is beëindigd en dat klager andere medicatie is voorgeschreven. De beroepscommissie acht de motivering hiervan door de
psychiater niet begrijpelijk. Naar het oordeel van de beroepscommissie dient het onderhavig handelen van de inrichtingsarts, inhoudende het abrupt stoppen met de verstrekking van Anafranil in plaats van het gebruik in een periode van vier tot zes weken
af te bouwen en het terstond verstrekken van andere medicatie als in strijd met de in artikel 28 PM neergelegde norm te worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming vanwege het door hem
ondervonden ongemak worden toegekend van € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Almere toekomende tegemoetkoming op
€ 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw
Gerlings-Döhrn, voorzitter, dr. M. Kooyman en dr. ing. C.J Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 december 2011

secretaris voorzitter

Naar boven