Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2513/JA, 5 december 2011, beroep
Uitspraakdatum:05-12-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2513/JA

betreft: [klager] datum: 5 december 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.R. van Laar, namens

[...], geboren op [1990], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 juli 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Avenier, locatie Kolkemate te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 oktober 2011, gehouden in de j.j.i. De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.R. van Laar.
De directeur van voormelde j.j.i. heeft schriftelijk om aanhouding verzocht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de time-outplaatsing en de onderbreking van klagers scholing en trainingsprogramma (lees: intrekking van het proefverlof).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De raadsvrouw verzet zich tegen aanhouding van de behandeling. Het dossier bevat voldoende stukken om de zaak nu te behandelen.
Er is sprake van een onrechtmatige beslissing, nu ingevolge de Rjj (oud) alleen de directeur bevoegd is maatregelen te treffen indien een incident plaats vindt tijdens verlof. De beslissingsbevoegdheid ten aanzien van disciplinaire straffen ligt
ingevolge artikel 4 (oud) Bjj exclusief bij de directeur of diens plaatsvervanger. Dit is in principe ook het geval bij de ordemaatregelen. In de praktijk wordt er bij voorbeeld bij een ordeverstoring gewerkt met de zogenaamde time-out maatregel. Zo
kan
een groepsleider kort pedagogisch optreden, zonder dat hij eerst de komst van de directeur hoeft af te wachten. Een time-out maatregel mag niet langer duren dan de wettelijke toegestane vijftien uur.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op 22 september 2011 is de directeur uitgenodigd voor de zitting. Vervolgens is op 3 oktober 2011 bij het secretariaat van de RSJ een fax ontvangen met verzoek om aanhouding. De inrichting heeft het verzoek niet nader gemotiveerd.
De beroepscommissie acht zich voldoende voorgelicht en zal het verzoek om aanhouding afwijzen.

Op 18 januari 2011 is klager gestart met proefverlof. Klager is op 9 juni 2011 in het kader van een time-out teruggeplaatst naar de inrichting. Het multidisciplinair behandelteam heeft op 20 juni 2011 besloten klagers proefverlof te beëindigen.
In artikel 31 juncto 30 (oud) Bjj wordt het toestaan van het verlaten van de inrichting bij wijze van proefverlof geregeld, alsmede de daaraan te verbinden voorwaarden genoemd. Artikel 31, (oud) derde lid, juncto artikel 30, vierde lid, (oud) Bjj
geeft
de gronden aan waarop de directeur het proefverlof kan intrekken.
Artikel 46, derde lid, (oud) Rjj stelt onder meer dat de reclassering belast met de begeleiding terstond aan de directeur rapporteert ingeval de jeugdige de voorwaarden overtreedt of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen
of goederen in gevaar brengt of dreigt te brengen. Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat de directeur in dat geval onder meer het proefverlof kan intrekken. In het vijfde lid is opgenomen dat de directeur de jeugdige van een beslissing als bedoeld
in het derde lid onverwijld schriftelijk een met redenen omklede gedagtekende en ondertekende mededeling geeft. Uit het dossier blijkt dat klager geen mededeling heeft ontvangen van het intrekken van zijn proefverlof. Derhalve is niet voldaan aan de in
artikel 46, vijfde lid, (oud) Rjj neergelegde mededelingsplicht, en dient het beroep in zoverre gegrond te worden verklaard. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 10,=.

Vaststaat dat klager wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit, terzake waarvan hij is aangehouden en in voorlopige hechtenis is geplaatst. Er kan alsdan sprake zijn van overtreding van de aan het proefverlof verbonden algemene voorwaarde
dat
klager zich niet schuldig maakt aan enig misdrijf. Ook kan het proefverlof worden ingetrokken indien dit noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de jeugdige voor de algemene veiligheid van personen.
In de Nota van Toelichting op artikel 46 (oud) Rjj wordt aangegeven dat wanneer sprake is van een lichte terugval en het verstandig is dat de jeugdige voor een korte tijd in de inrichting wordt opgenomen terwijl het streven erop gericht is de jeugdige
daarna weer proefverlof te geven, intrekking van de machtiging doorgaans niet nodig zal zijn.
De door de inrichting genoemde time-out moet, gezien de schriftelijke inlichtingen van de inrichting in de beklagprocedure, in dit licht worden bezien. Klager is op 9 juni 2011 teruggeroepen naar de inrichting nadat hij in het weekend van 4/5 juni 2011
was aangehouden in Arnhem wegens verdenking van mishandeling. De time-out is gebruikt om meer informatie te verzamelen over wat er nu daadwerkelijk op 4 en 5 juni 2011 in Arnhem is gebeurd en wat het aandeel van klager in de mishandeling is geweest.
Daartoe heeft de inrichting contact opgenomen met de politie en het Openbaar Ministerie. Op 8 juni 2011 is de voorlopige hechtenis van klager door de rechter-commissaris geschorst.
Gelet op de verdenking van betrokkenheid bij een strafbaar feit kon klager in de inrichting worden teruggeplaatst en kon het proefverlof worden ingetrokken.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wegens vormverzuim gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. B.J. de Jong , voorzitter, dr. Th.A.H. Doreleijers en mr. M.J.C. Koens, leden, bijgestaan door mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 5 december 2011

secretaris voorzitter

Naar boven