Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3196/GA, 6 december 2011, beroep
Uitspraakdatum:06-12-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/3196/GA

betreft: [klager] datum: 6 december 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 september 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij het Detentiecentrum Zeist,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van het Detentiecentrum Zeist in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. P.L.E.M. Krauth om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
a. De beklagrechter heeft klager terzake van zijn gegrondverklaarde beklag met beklagnummer DZ 2011/280, betreffende het jegens klager toegepaste disproportionele geweld als gevolg waarvan zijn elleboog is gebroken, een tegemoetkoming van € 25,=
toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
b. De beklagrechter heeft het beklag met beklagnummer DZ 2011/306 betreffende het niet op tijd serieus nemen van klagers medische klachten ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht. Op 24 augustus 2011 is aan klager meegedeeld dat hij moest verschijnen op de Pakistaanse ambassade. Klager wilde
hierover zijn raadsman bellen, maar dit werd hem geweigerd. Klager is met geweld geboeid en daarbij is zijn elleboog gebroken. De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming toegekend van € 25,=. Klager kan zich niet
vinden in de hoogte van de tegemoetkoming.
Na terugkomst van de ambassade heeft klager twee uur moeten wachten voordat hij werd gezien door de inrichtingsarts. De inrichtingsarts heeft geconstateerd dat klagers elleboog niet gebroken was. Klager heeft veel pijn gehad aan zijn elleboog. Pas op
26
augustus 2011 mocht klager naar het ziekenhuis om een röntgenfoto te laten maken. Hieruit bleek dat klagers elleboog toch gebroken was. De raadsman heeft aangevoerd dat de naam van de inrichtingsarts die klager heeft behandeld onbekend is. Derhalve had
de beklagrechter ervan uit moeten gaan dat er geen sprake was van een inrichtingsarts. De beklagrechter heeft het beklag aldus op onjuiste gronden ongegrond verklaard. Klager is bovendien op 24 augustus 2011 niet onverwijld behandeld door de
inrichtingsarts, waardoor er sprake is van een verzuim.
Klager heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep, teneinde de naam van de inrichtingsarts, die klager heeft behandeld, te achterhalen. Tevens wil klager worden gehoord.

De directeur kan zich vinden in de uitspraak van de beklagrechter. De directeur voegt daaraan toe dat aan klager de mogelijkheid geboden had moeten worden om met zijn advocaat te bellen. Echter, als klager had meegewerkt had er geen gepast geweld
hoeven
te worden gebruikt.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep, teneinde de naam van de inrichtingsarts te achterhalen. De beroepscommissie ziet, gelet op hetgeen hierna ten aanzien van beklagonderdeel b. zal worden overwogen, geen aanleiding
voor de aanhouding van de behandeling van het beroep. Het daartoe strekkende verzoek wordt daarom afgewezen.

Klager heeft aangegeven dat hij wil worden gehoord. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu enige onderbouwing daarvoor ontbreekt. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

Het beroep onder a. beperkt zich tot de vaststelling van de tegemoetkoming. Voor de beoordeling van de hoogte van de tegemoetkoming in deze zaak is een aantal factoren van belang. Allereerst werd klager weliswaar ‘gelast’ naar de ambassade te komen,
maar er bestond geen wettelijke grondslag hem met fysiek geweld daarheen over te brengen. Klager heeft ondanks zijn daartoe strekkende verzoek ten onrechte niet de gelegenheid gehad tot telefonisch overleg met zijn raadsman voorafgaande aan het fysieke
optreden van het personeel. Ten aanzien van klager is fysiek geweld toegepast en klager heeft zich tegen het handelen van het personeel verzet. Klager heeft bij die gelegenheid een arm gebroken. Bij de vaststelling van de tegemoetkoming kunnen in deze
zaak geen schadevergoedingsaspecten worden betrokken niet alleen omdat daarom niet is verzocht, maar ook omdat er geen eenvoudige aanknopingspunten zijn om de schade vast te stellen. Deze factoren in aanmerking genomen oordeelt de beroepscommissie de
toegekende vergoeding onjuist en kent gelet op de ingrijpende gevolgen van het optreden zonder wettelijke basis aan klager een tegemoetkoming toe van € 150,=.

Ten aanzien van de onder b. vermelde beslissing van de beklagrechter overweegt de beroepscommissie het volgende. De klacht betreft enerzijds de tenminste gedeeltelijk onder de verantwoordelijkheid van de directeur vallende toegang tot de
inrichtingsarts, terwijl anderzijds de klacht gericht is tegen het handelen van de medische dienst en in het bijzonder de inrichtingsarts. Met de beklagrechter oordeelt de beroepscommissie dat niet gebleken is dat de directeur is tekortgeschoten in
zijn
zorg voor de mogelijkheid van toegang tot de medische dienst. In zoverre is het beroep ongegrond. Voor zover de klacht is gericht tegen het handelen van de medische dienst en in het bijzonder de inrichtingsarts, is er geen sprake van een beklagwaardige
beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Klager zal mitsdien in zoverre alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag. Het secretariaat van de Raad zal de klacht doorsturen naar de Medisch Adviseur bij het Ministerie van
Veiligheid en Justitie met het verzoek ter zake te bemiddelen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gericht tegen de hoogte van de tegemoetkoming onder a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van €
150,=.

Ten aanzien van het beklagonderdeel b. vernietigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beroep voor zover het de zorg van de directeur voor de toegang tot de medische dienst betreft ongegrond en verklaart klager alsnog
niet-ontvankelijk in zijn beklag voor zover dit het medisch handelen betreft en stelt het beklag in zoverre ter bemiddeling in handen van de Medisch Adviseur bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van F.A. Groeneveld, secretaris, op 6 december 2011

secretaris voorzitter

Naar boven