Nummer: 11/2621/GB
Betreft: [klager] datum: 22 november 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Herregodts, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 10 augustus 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar paviljoen C van de locatie Westlinge te Heerhugowaard ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 17 juni 2010 gedetineerd. Hij verblijft sedert 20 juli 2011 in paviljoen C van de locatie Westlinge. Paviljoen C van de locatie Westlinge is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal
beveiligingsniveau als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Uit het selectieadvies blijkt dat klager zich als een modelgedetineerde heeft gedragen. Klager is zelfs lid geweest van de gedetineerdencommissie. Klager kan slechts worden verweten dat er
gedurende zijn detentie in de locatie De Boschpoort Breda een mobiele telefoon is aangetroffen in zijn cel. Klager is hiervoor gestraft. Sedertdien zijn er geen incidenten geweest. Klager komt derhalve in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i. met
daaraan gekoppeld het verlenen van regimaire verloven. Het is voor klager onduidelijk welke omstandigheden van belang zijn geweest voor het oordeel dat het verlenen van regimair verlof een recidivegevaar met zich meebrengt. De stukken waaruit het
recidivegevaar is afgeleid, zijn niet aan klager of zijn gemachtigde verstrekt. Klager heeft mondeling van een medewerker van het bureau selectie- en detentiebegeleiding vernomen dat de Officier van Justitie (OvJ) het verlofadres van klager heeft
afgekeurd omdat het adres in de buurt van het adres van het slachtoffer is. De OvJ is bang voor een confrontatie met het slachtoffer en voor een kans op herhaling. Dit oordeel is echter gebaseerd op onjuiste gronden. Het slachtoffer woont in Bergen op
Zoom en het verlofadres is in Breda. Indien dit de reden is om klager in een b.b.i. zonder regimair verlof te plaatsen dan is dit besluit onvoldoende gemotiveerd en onzorgvuldig tot stand gekomen. Indien klagers justitiële verleden in de weg staat aan
plaatsing in een b.b.i. met daaraan gekoppeld het verlenen van regimaire verloven, dan is dat in strijd met het in artikel 2 van de Pbw neergelegde beginsel dat de tenuitvoerlegging van de straf zoveel mogelijk dienstbaar moet worden gemaakt aan de
voorbereiding van de terugkeer van de betrokkene in de maatschappij. Het verlenen van verlof maakt een belangrijk onderdeel uit van de voorbereiding op de terugkeer in de maatschappij.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris heeft kennis genomen van het feit dat er een mobiele telefoon is aangetroffen in klagers cel. Dit feit is echter niet van invloed geweest op de
genomen selectiebeslissing.
De selectiefunctionaris heeft onderzoek gedaan naar klagers detentieverleden. Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie (UJD) blijkt dat klager een aanzienlijke recidivestaat heeft. Op grond hiervan is het van belang dat bij klager een Risc wordt
afgenomen in het kader van het programma Terugdringen Recidive (TR), zodat kan worden vastgesteld welke interventies noodzakelijk zijn ter vermindering van de kans op recidive. Op het moment bestaat er geen vertrouwen in het verlenen van vrijheden aan
klager. Na het opstellen van een selectieadvies, een TR-rapport en de toetsing aan de overige criteria, zoals het hebben van een aanvaardbaar verlofadres, wordt bezien of plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting met daaraan gekoppeld het verlenen
van regimaire verloven haalbaar is.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, p. 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke
rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve
hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van
het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. Uit het UJD blijkt dat klager sedert 1994 regelmatig in aanraking is geweest met de politie en justitie. De vrees voor recidive moet derhalve vooralsnog reëel worden geacht. Gelet op het vorenstaande kan de beslissing van de
selectiefunctionaris
om klager vooralsnog niet over te plaatsen naar een b.b.i. met daaraan gekoppeld het verlenen van regimaire verloven, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 22 november 2011
secretaris voorzitter