Nummer: 11/2882/GB
Betreft: [klager] datum: 21 november 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 2 september 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klagers raadsvrouw, mr. S.J. Paans, heeft op 30 september 2011 een schriftelijke toelichting op het beroep gegeven. Bij schrijven van 28 oktober 2011 is namens klager aangegeven dat men niet wil wachten op de beslissing op het beklag en is verzocht het
beroep schriftelijk af te doen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 9 maart 2010 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Westlinge te Heerhugowaard. Op 2 augustus 2011 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Ter Apel, waar een regime van
algehele
gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager is van mening dat de beslissing van de selectiefunctionaris prematuur is, nu de beklagcommissie nog niet heeft beslist op het door klager ingediende beklag ter zake van de positieve urinecontrole, die heeft geleid tot klagers overplaatsing naar
een gesloten inrichting. Klager stelt geen cocaïne te hebben gebruikt. Klagers gedrag gaf verder geen aanleiding tot een overplaatsing. Klager is van mening dat de betreffende urinecontrole door het personeel is gemanipuleerd in verband met een eerder
voorval in de inrichting waarbij hij een personeelslid samen met een medegedetineerde cocaïne heeft zien gebruiken. Eerdere urinecontroles van klager waren steeds negatief. Klager is van mening dat deze ene positieve uitslag niet tot een overplaatsing
naar een gesloten inrichting had mogen leiden
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft tijdens zijn verblijf in de b.b.i. algemeen verlof genoten van 22 juli 2011 tot en met 24 juli 2011. Bij terugkomst in de inrichting is een urinecontrole afgenomen en daaruit bleek dat er bij klager sprake was van cocaïnegebruik en gebruik
van alcohol. Ook was er sprake van een lage kreatininewaarde. Bij het herhalingsonderzoek bleek de aangetroffen cocaïnewaarde 2290 bij een kreatininegehalte van 1.4. Klager heeft gesteld tijdens zijn verlof een val te hebben gemaakt en daarvoor in het
ziekenhuis paracetamol met codeïne verstrekt te hebben gekregen. Bij navraag bij de medische dienst van de locatie Westlinge werd aangegeven dat codeïne geen invloed heeft op de uitslag van een urinecontrole ten aanzien van cocaïne. Klager is naar
aanleiding van die positieve uitslag overgeplaatst naar de p.i. Ter Apel omdat daar op dat moment ruimte was.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Ter Apel is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.
4.3. Klager is vanuit een beperkt beveiligde inrichting naar een normaal beveiligde inrichting overgeplaatst naar aanleiding van een positieve uitslag van een urinecontrole op het gebruik van cocaïne en alcohol. Klager heeft gesteld dat die uitslag
–
ten aanzien van het cocaïnegebruik – niet juist kan zijn. Hij heeft daarvoor drie argumenten aangevoerd. Allereerst heeft hij aangevoerd dat hij niet rookt, drinkt of drugs gebruikt en dat alleen al om die reden de uitslag niet kan kloppen. Deze
stelling is echter strijdig met de uitkomsten van de bij klager afgenomen urinecontrole. Door klager is voorts opgemerkt dat hij tijdens het verlof voorafgaand aan die urinecontrole pijnstillers met codeïne zou hebben gebruikt en dat dit de
aangetroffen
cocaïnesporen zou kunnen verklaren. Die verklaring van klager is, mede gelet op hetgeen de medische dienst van de locatie Westlinge daaromtrent tegenover de selectiefunctionaris heeft verklaard, niet aannemelijk.
Ten slotte heeft klager nog aangevoerd dat de urinecontrole – en dan met name het urinemonster – zou zijn gemanipuleerd door medewerkers van de inrichting. Dat standpunt van klager wordt, alleen al door het ontbreken van een nadere feitelijke
onderbouwing, niet aannemelijk geacht.
Er is, concluderend, naar het oordeel van de beroepscommissie geen reden te twijfelen aan de juistheid van de uitkomsten van de bij klager afgenomen urinecontrole. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris
kan
daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 november 2011
secretaris voorzitter