Nummer: 11/2800/GB
Betreft: [klager] datum: 21 november 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.M. Keizer, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 22 augustus 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een huis van bewaring (h.v.b.) in Amsterdam afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 18 maart 2011 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de locatie Zwaag.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Het verzoek om overplaatsing is onder meer afgewezen omdat daarvoor onvoldoende sociale indicatie zou zijn. Klager heeft in Zwaag meerdere keren een aanvaring gehad met medegedetineerden en met een penitentiair inrichtingswerker (p.i.w.-er). Die
p.i.w.-er zou klager meerdere keren onheus hebben bejegend en gediscrimineerd. Klager heeft zich tot nog toe steeds kunnen beheersen en wil niet dat het tot een treffen komt. Teneinde escalatie te voorkomen wil klager overgeplaatst worden naar een
andere inrichting. Daarnaast zijn zij ouders lichamelijk niet in staat om op regelmatige basis naar Zwaag te reizen. Ook beschikken zij niet over een auto. Klager en zijn raadsman willen het beroep mondeling toelichten.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager wil graag worden overgeplaatst naar een h.v.b. in Amsterdam, omdat daar zijn familie woont. De ouders van klager zouden lichamelijk niet in staat zijn om naar Zwaag te reizen. Niet is gebleken dat dit juist is, een medische verklaring van een
deskundige ontbreekt. Verder is de afstand Amsterdam – Zwaag niet zodanig groot dat dit onoverkomelijk genoemd kan worden. Om die reden heeft de directeur van de locatie Zwaag negatief geadviseerd ten aanzien van het overplaatsingsverzoek. Uit de
gedragsrapportage van de locatie Zwaag blijkt dat klager goed in de gaten moet worden gehouden. Hij probeert personeelsleden tegen elkaar uit te spelen, is vaak niet voor rede vatbaar en gaat niet altijd goed om met de inrichtingsregels. Hij weet
anderen op stille wijze in negatieve zin te beïnvloeden. Ten aanzien van het argument dat klager meerdere keren onheus zou zijn bejegend en wordt gediscrimineerd door een p.i.w.-er geldt dat klager zich daarover tot de directeur van de locatie Zwaag
dient te richten. De beleving van een gedetineerde omtrent het functioneren van het inrichtingspersoneel is geen selectiecriterium. Desgewenst kan klager daarover een klaagschrift indienen bij de beklagcommissie van de locatie Zwaag.
4. De beoordeling
4.1. Door en namens klager is verzocht om het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om thans op het beroep te kunnen beslissen. Dat geldt temeer nu bij een verzoek om een mondelinge behandeling
tevens
de bijzondere redenen voor de noodzaak van die mondelinge behandeling aannemelijk dienen te worden gemaakt. Dergelijke bijzondere redenen zijn niet aannemelijk geworden. Het betreffende verzoek zal daarom worden afgewezen.
4.2. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.3. Hetgeen door en namens klager naar voren is gebracht met betrekking tot spanningen tussen hem, medegedetineerden en een inrichtingsmedewerker is niet nader feitelijk onderbouwd. Uit het selectieadvies valt op te maken dat, zo er sprake was van
spanningen, deze (met name) werden veroorzaakt door klagers gedrag en functioneren in de inrichting. Hoewel vastgesteld kan worden dat klager geen bezoek van zijn ouders heeft ontvangen in de locatie Zwaag, is niet aannemelijk geworden dat dit wordt
veroorzaakt door medische problemen bij die ouders. Enige feitelijke onderbouwing daarvoor ontbreekt terwijl de afstand Zwaag – Amsterdam niet zodanig is, dat dit tot onoverkomelijke problemen zou moeten leiden voor zijn bezoekers. Een en ander leidt
tot het oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek om een mondelinge behandeling af en verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 november 2011
secretaris voorzitter