Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1555/GA, 21 november 2011, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1555/GA

betreft: [klager] datum: 21 november 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Schoneveld, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 mei 2011 van de beklagcommissie bij het detentiecentrum Noord-Holland, locatie Zaandam

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 september 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, is gehoord klagers raadsvrouw mr. E. Schoneveld.
Klager heeft geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
De directeur van genoemd detentiecentrum is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het aanleggen van handboeien tijdens het transport van het detentiecentrum naar het ziekenhuis.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het gebruik van handboeien moet worden beschouwd als een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van klager. Zo heeft klager dat ook ervaren. Hij heeft geboeid door het ziekenhuis moeten lopen en voelde zich een crimineel en vernederd. Het
gebruik van boeien moet worden beschouwd als een onmenselijke en vernederende behandeling en aldus in strijd met artikel 3 EVRM. Het gebruik van boeien was niet gebaseerd op de persoonlijke omstandigheden van klager, maar alleen op de omstandigheid dat
dit standaardprocedure is bij de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O). De directeur dient niet te motiveren waarom niet van het aanwenden van vrijheidsbeperkende maatregelen hoefde te worden afgezien maar te motiveren waarom het aanwenden van
vrijheidsbeperkende maatregelen noodzakelijk was. Op pagina 3 van de uitspraak staat: ‘De directeur geeft aan dat gedetineerden bij transport altijd worden vervoerd met een broekstok en/of handboeien.’ Door de directeur is niet gesteld dat er sprake
was
van vluchtgevaar.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 9.1 van de Vervoersinstructie Dienst Vervoer en Ondersteuning (circulaire van 4 februari 1998, nr. 675240/98/DJI) vindt de toepassing van geweld plaats conform de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen (d.d.
14
december 1998, nr. 735650/98/DJI) (hierna: de Geweldsinstructie). Artikel 10 van de Geweldinstructie luidt: “De ambtenaar of medewerker kan een gedetineerde ten behoeve van het vervoer, een broekstok, of ten behoeve van het vervoer of interne
verplaatsing, handboeien aanleggen”. Gelet op deze bepalingen dient aan het gebruik van een zogenaamd transportmiddel een individuele beslissing ten grondslag te liggen waarbij een afweging van belangen dient plaats te vinden.
Het door de directeur verwoorde uitgangspunt dat als regel boeien worden aangelegd en dat een ziekenhuis geen beveiligde omgeving is, is in strijd met de bovenvermelde bepalingen. In elk individueel geval dient te worden beslist of en waarom toepassing
moet worden gegeven aan de inhoud van de geweldsinstructie. Gelet op het onjuiste uitgangspunt in deze van de directeur zal de beroepscommissie het beklag gegrond verklaren en klager een tegemoetkoming toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, dr. L.M. Moerings en mr. Th.E. M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 21 november 2011

secretaris voorzitter

Naar boven