Nummer: 11/2740/GB
Betreft: [klager] datum: 29 november 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W. Hendrickx, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 22 augustus 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager is uitgenodigd om op 9 november 2011 door een lid van de Raad te worden gehoord, doch heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie De Karelskamp te Almelo ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 1 april 2010 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Niendure te Almelo. Op 11 augustus 2011 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van de locatie De Karelskamp, waar een regime van
beperkte gemeenschap geldt. Op 25 augustus 2011 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie Ooyerhoek Zutphen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klagers advocaat heeft het onderliggende dossier niet ontvangen van het Bureau Selectiefunctionarissen. Klager heeft een instantie verloren, omdat zonder het onderliggende dossier feitelijk geen verdediging mogelijk is. Het beroep dient derhalve
gegrond
te worden verklaard.
In de brief van de selectiefunctionaris van 22 september 2011 staat een aantal onjuistheden. In deze brief wordt gesproken over telefonische gesprekken en een plaatsing in de z.b.b.i. onder de voorwaarde dat klager zijn vriendin niet zou mogen zien.
Dit
is onjuist dan wel niet relevant. Tevens is onjuist dat klager in de gevangenis verblijft op de titel ‘gevangenneming’. Klager verblijft op de titel ‘reguliere voorlopige hechtenis’.
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een vrijheidsstraf van 24 maanden. De fictieve einddatum van detentie in combinatie met de v.i.-regeling was vastgesteld op 13 september 2011. Het Gerechtshof heeft de fictieve einddatum en de v.i. verplaatst,
niet de gehele einddatum. Dit betekent dat klager, gelet op zijn einddatum van detentie, teruggeplaatst zou kunnen worden naar een z.b.b.i.
Voor iedereen die in hoger beroep gaat, geldt dat de einddatum van detentie niet meer vaststaat. Het uitgangspunt is dat moet worden uitgegaan van de straf die in eerste aanleg door de rechtbank is opgelegd. Het gegeven dat klager zal worden
overgeplaatst naar het Pieter Baan Centrum (PBC) is relevant, maar ook dan dient er rekening te worden gehouden met de termijnen die hiervoor staan. Klager zal geplaatst worden in het PBC rond januari 2012. De observatie zal zes weken duren. Er zal
waarschijnlijk nog een aantal weken resteren voordat het Gerechtshof een definitieve uitspraak zal doen. Dit betekent dat uiterlijk in maart 2012 uitsluitsel is over de voorlopige hechtenis van klager. Derhalve dient de door de rechtbank opgelegde
gevangenisstraf van twee jaar als uitgangspunt genomen te worden bij de afweging omtrent plaatsing in een z.b.b.i. De voorlopige hechtenis kan niet voortduren na twee jaar. Dit betekent dat de selectiefunctionaris onjuiste criteria heeft gehanteerd en
dat de beslissing onvoldoende is gemotiveerd dan wel in strijd is met het eigen beleid.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Klagers fictieve einddatum van detentie was vastgesteld op 13 september 2011. Het Gerechtshof te Leeuwarden heeft bepaald dat het onderzoek wordt heropend en dat klager ter
observatie in het PBC geplaatst dient te worden. Klager is in afwachting van zijn plaatsing in het PBC overgeplaatst naar het h.v.b. van de locatie De Karelskamp. Het bezwaar van klager is ongegrond verklaard omdat de einddatum van klagers detentie
vanwege de heropening van het onderzoek niet langer vaststaat. Klagers v.i.-datum is ondertussen verstreken en daarom zit hij op de titel gevangenneming in afwachting van zijn plaatsing in het PBC.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), komen voor plaatsing in een z.b.b.i. in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan
wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een strafrestant
hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. Vast staat dat de einddatum van klagers detentie thans niet bekend is en daarom is niet vast te stellen of klager voldoet aan de in artikel 2 van de Regeling vermelde voorwaarden. Bovendien blijkt uit het selectieadvies van 12 augustus 2011 dat
klager weigert deel te nemen aan een traject in het kader van het programma Terugdringen Recidive (TR). Gelet op artikel 2, tweede lid, onder c van de Regeling komen gedetineerden die weigeren deel te nemen aan een traject in het kader van het
programma
TR niet in aanmerking voor plaatsing in een z.b.b.i. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 29 november 2011
secretaris voorzitter