Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2817/GV, 12 oktober 2011, beroep
Uitspraakdatum:12-10-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2817/GV

betreft: [klager] datum: 12 oktober 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. [klager], namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 augustus 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft beklag ingediend tegen de oplegging van de ordemaatregel wegens het vermeende gewelddadige incident in de locatie Westlinge. Klager ontkent namelijk deel te hebben genomen aan dit incident. Deze klacht is nog in behandeling bij de
Commissie
van Toezicht. Klager stelt dat de bestreden beslissing onvoldoende zorgvuldig is genomen. Uit de rapportage van de personeelsleden blijkt dat de p.i.w.-ers enkel middels medegedetineerden op de hoogte werden gebracht van de schermutseling. Zij hebben
zelf geen enkele actie van de zijde van klager waargenomen. Desondanks is de directie zonder hoor en wederhoor toe te passen overgegaan tot het opleggen van een ordemaatregel. Klager stelt dat hij door zijn medegedetineerden onterecht is beschuldigd.
Nu
de beklagcommissie daar nog geen beslissing over heeft genomen, is de afwijzing van het verzoek tot algemeen verlof onvoldoende onderbouwd dan wel te vroeg genomen. Mocht klager wel hebben deelgenomen aan het incident dan is dat niet voldoende voor de
weigering van algemeen verlof. Klager heeft zich altijd goed gedragen binnen de inrichting en heeft laten zien dat hij met regels en structuur kan omgaan. Een incident dat zich in de inrichting afspeelt, dient hem niet te worden tegengeworpen bij de
beoordeling van zijn verlofaanvraag. Zeker nu het hier gaat om een incident waarvan de schuld van klager niet eens vaststaat. Daarbij komt dat uit de motivering niet blijkt op welke weigeringsgrond van artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van
de
inrichting (de Regeling) de beslissing is gebaseerd.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers verzoek om algemeen verlof is afgewezen op grond van artikel 4, sub b en e van de Regeling. Klager verblijft sinds 28 april 2011 in de gevangenis BGG te Vught naar aanleiding van een steekincident in de locatie Westlinge.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis BGG te Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie Haaglanden heeft niet gereageerd binnen de gestelde termijn waarmee zij aangeven geen bezwaar te hebben ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van tien maanden. Klagers einddatum valt op of omstreeks 4 januari 2012.

De beroepscommissie heeft ambtshalve kennisgenomen van de inhoud van de uitspraak van de beklagcommissie bij de locatie Westlinge van 14 september 2011. In die uitspraak heeft de beklagcommissie het beklag van klager, gericht tegen de ordemaatregel van
4 april 2011, die is opgelegd omdat de orde, rust en veiligheid in de inrichting ernstig door klager was verstoord, gegrond verklaard en aan klager een financiële tegemoetkoming toegekend.

Nu het beklag tegen de beslissing om aan klager een ordemaatregel op te leggen voor het verstoren van de orde, rust en veiligheid in de inrichting gegrond is verklaard en dit de enige grond is waarop de bestreden beslissing berust, moet worden
geoordeeld dat de beslissing van de Staatssecretaris is genomen op een grond die deze beslissing niet kon dragen. Derhalve moet de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en aan de Staatssecretaris zal worden opgedragen om binnen twee weken na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen na inachtneming van de uitspraak van de
beroepscommissie. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee na ontvangst van deze uitspraak.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 12 oktober 2011

secretaris voorzitter

Naar boven