Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3073/GB, 6 december 2011, beroep
Uitspraakdatum:06-12-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/3073/GB

Betreft: [klager] datum: 6 december 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 september 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 28 januari 2011 gedetineerd. Hij verblijft sedert 24 juni 2011 in de gevangenis van de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt zich op het standpunt dat hij een beperkt maatschappelijk risico vormt. Hij kan derhalve op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden worden overgeplaatst naar een b.b.i. De einddatum van
klagers detentie is vastgesteld op 22 mei 2012. Derhalve moet, ook gelet op de levensloopbenadering die in de Regeling van de Staatssecretaris van 27 juli 2011 wordt beschreven, zoveel mogelijk worden gewerkt aan een succesvolle terugkeer van klager in
de maatschappij.
De selectiefunctionaris stelt dat hij geen vertrouwen heeft in een goed verloop van de regimaire verloven. Klager kan op grond van artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting ook geplaatst worden in een normaal
beveiligde afdeling van de b.b.i., zonder toekenning van regimair verlof. Dit komt klager juister voor dan een afwijzing van het verzoek tot plaatsing in een b.b.i. omdat de selectiefunctionaris onvoldoende vertrouwen heeft in een goed verloop van de
regimaire verloven.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft zich regelmatig misdragen tijdens zijn detentie. De misdragingen van de afgelopen vier maanden getuigen niet van een beperkt maatschappelijk risico, zoals klager stelt, maar van een verhoogd risico, waardoor plaatsing in een b.b.i. op
grond
van artikel 3, tweede lid, onder a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden niet mogelijk is. De selectiefunctionaris acht klager niet geschikt voor een verblijf in een b.b.i. Uit de bij klager afgenomen Risc blijkt tevens
dat klager niet geschikt is voor een verblijf in een b.b.i.
Klager stelt dat hij geplaatst had kunnen worden in een b.b.i. zonder regimair verlof op grond van artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. De afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing heeft echter niet alleen
te maken met een gebrek aan vertrouwen in een goed verloop van de regimaire verloven, maar ook met het gedrag van klager. Een gedetineerde die in een b.b.i. wenst te verblijven dient groepsgeschikt te zijn, respect te hebben voor het personeel en
medegedetineerden en gemotiveerd te laten zien dat hij wil terugkeren in de maatschappij. Het gedrag van klager getuigt niet van respect, verantwoordelijkheidsgevoel en een goede inzet. Een verblijf in een b.b.i. brengt verantwoordelijkheden met zich
mee en klager is in dit stadium van zijn detentie niet in staat om deze verantwoordelijkheden te kunnen dragen.
Klager stelt dat hij nog maar relatief kort in detentie hoeft te verblijven. Dit doet echter niets af aan de beslissing tot afwijzing van klagers verzoek. De Regeling van de Staatssecretaris heeft betrekking op een regionale plaatsing van
langgestraften
die een strafrestant hebben van maximaal vier maanden. De levensloopbenadering heeft als doel een succesvolle terugkeer in de samenleving. Dit doel kan worden bereikt door een plaatsing in een b.b.i. Het is echter ook mogelijk dit doel op een andere
manier te bereiken.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, p. 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke
rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve
hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van
het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Klagers detentie wordt blijkens het selectieadvies van 6 september 2011 gekenmerkt door ontoelaatbaar gedrag en het overtreden van de regels. Het problematische gedrag van klager heeft geleid tot de oplegging van verscheidene disciplinaire
straffen en ordemaatregelen. Gelet op het vorenstaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 6 december 2011

secretaris voorzitter

Naar boven