Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1681/GA, 6 december 2011, beroep
Uitspraakdatum:06-12-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1681/GA

betreft: [klager] datum: 6 december 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.W. Verbaas, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 april 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij het detentiecentrum Zeist te Soesterberg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 oktober 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsman mr. F.W. Verbaas en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het detentiecentrum Zeist.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er waren genoeg aanwijzingen om klager in een afzonderingscel te plaatsen. Het gaat klager om de omstandigheden in de afzonderingscel. Hij heeft overdag geen beddengoed gehad, waardoor hij het koud had. Met name het raam, dat van plexiglas is, vond
klager vernederend. Klagers zicht was erg beperkt door het matglas. Er was in dit geval geen medische indicatie voor een cel met matglas. Er is in de inrichting geen onderscheid tussen een strafcel, een observatiecel en zo voort of een ruimte met
weinig
prikkels.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur kreeg van het politiebureau signalen dat klager suïcidaal was. Klager was onbekend in de inrichting en de directeur neemt dergelijke signalen serieus. Bij binnenkomst in de inrichting op 2 maart 2011 is klager, in afwachting van de komst
van een deskundige, voor zijn eigen veiligheid in een afzonderingscel geplaatst. Daarna ging klager in honger- en dorststaking, naar aanleiding waarvan hij op 4 maart 2011 werd overgeplaatst naar het Justitieel Medisch Centrum. Op 8 maart 2011 kwam
klager terug in het detentiecentrum en sindsdien heeft hij op de leefafdeling verbleven. Er is sprake van één type straf/afzonderingscel, maar er vindt differentiatie plaats in het gebruik daarvan. Zo heeft het personeel bijvoorbeeld meer
contactmomenten of mag klager extra luchten. Er is sprake van matglas, maar er kan wel doorheen gekeken worden. De afzonderingscel voldoet aan alle daaraan gestelde eisen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klager vanwege signalen van suïcidegevaar in afzondering is geplaatst. Klager heeft sinds zijn binnenkomst in het detentiecentrum in totaal twee dagen in een afzonderingscel verbleven. De beroepscommissie acht
voldoende aannemelijk dat sprake is geweest van een persoonsgerichte behandeling en dat geen sprake is geweest van totale afzondering van klager. De beroepscommissie oordeelt dan ook dat geen sprake is geweest van schending van internationale
verdragsbepalingen.
Gezien het verhandelde ter zitting concludeert de beroepscommissie dat het beroep tevens ziet op het feit dat in de afzonderingscel een raam is met matglas. In de Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen (15 juni 1999, nr.
762711/98/DJI, Stcrt.132) is in artikel 12 aangegeven dat in een afzonderingscel een raam is dat tenminste een oppervlakte heeft van 0,7 vierkante meter. In artikel 1, sub a, van voornoemde Regeling is aangegeven dat onder een raam wordt verstaan “een
voorziening waardoor de cyclus van dag en nacht kan worden waargenomen”. Nu het in de bedoelde afzonderingscel mogelijk is om door het raam te kijken, zodat de cyclus van dag en nacht kan worden waargenomen en verder niet is betwist de stelling van de
directeur dat die cel voldoet aan de voorts in de Regeling gestelde eisen, zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 6 december 2011

secretaris voorzitter

Naar boven