nummer: 01/2001/TP
betreft: [klager] datum: 21 maart 2002
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT) heeft kennis genomen van een op 5 november 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. S.E.M. Cantineau, namens
[...], verder te noemen klager,
tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. S.E.M. Cantineau om het beroep schriftelijk toe te lichten.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 27 oktober 2001 verlengd tot en met 24 januari 2002.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 22 augustus 2000 ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 1 november 2000. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring (h.v.b.) De Grittenborgh teHoogeveen.
De Minister heeft bij beslissing van 16 januari 2001 besloten tot plaatsing van klager in de Hoeve Boschoord te Boschoord. Deze plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.
3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is vanaf 1 november 2001 de dertiende maand ingegaan van zijn passantentermijn. Weliswaar is hem vanaf die datum een tegemoetkoming toegekend van f. 1.250,-- per maand maarhet is niet duidelijk waarom aan klager geen voorrang is gegeven tot plaatsing in Hoeve Boschoord boven andere tbs-gestelden. In de beslissing wordt geen melding gemaakt van de afweging die hierin heeft plaatsgevonden. Het is voorklager niet inzichtelijk op grond waarvan hij langer zou moeten wachten op een plaats in een tbs-inrichting. De vraag kan gesteld worden in hoeverre het ministerie van justitie, directie TBS, de uitspraak van de rechter serieusneemt. Er is al een jaar verstreken en er heeft geen enkele behandeling plaatsgevonden. Klager wenst zo spoedig mogelijk te worden opgenomen in Hoeve Boschoord opdat hij kan werken aan zijn toekomst en de behandeling. Verzocht wordtom het beroep gegrond te verklaren.
Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, nu de verlengingsbeslissing niet tijdig aan klager is meegedeeld.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager 12 maanden in een h.v.b. Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager, die op een gewone afdeling van het h.v.b. verblijft, af tewijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst.Blijkens de overgelegde medische verklaring d.d. 17 december 2001 is klagers psychische conditie niet zodanig is dat het onverantwoord zou zijn dat hij nog langer in een penitentiaire inrichting (p.i.) verblijft. Klager staatvrijwel bovenaan de wachtlijst van Hoeve Boschoord.
4. De beoordeling
Klager is op 15 oktober 2001 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 27 oktober 2001 is verstreken. Vervolgens is hij bij brief d.d. 17 oktober 2001 die aan hem is uitgereikt op 29 oktober 2001, derhalve na hetverstrijken van de passantentermijn, geïnformeerd over de verlenging daarvan.
Derhalve is niet tijdig voldaan aan de in de artikel 54, tweede lid, BVT neergelegde informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op formele grond teworden vernietigd.
Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.
In de onderhavige zaak is gebleken dat klager ten tijde van de bestreden beslissing 12 maanden als tbs-passant in een h.v.b. verbleef. Een zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in dit geval alsonredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie is van oordeel dat zulks meebrengt - het hiervoor overwogene in aanmerking genomen - dat het beroep gegrond is en dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn ook op materiële gronddient te worden vernietigd.
Uit de medische verklaring d.d. 17 december 2001 van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) Assen te Groningen blijkt dat gelet op klagers psychische conditie het wel verantwoord is dat klager langer in een p.i. verblijft inafwachting van plaatsing in een tbs-inrichting. De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.
De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, BVT, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij vanuit dat klager tenspoedigste daadwerkelijk in Hoeve Boschoord dan wel een andere tbs-inrichting zal worden geplaatst.
Nu de rechtsgevolgen van de tevens op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager ook terzake een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager in een h.v.b. 12 maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk isverwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op zowel formele als materiële gronden en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
a) € 50,= en
b) € 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager in een huis van bewaring 12 maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag nahet verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 21 maart 2002.
secretaris voorzitter