Nummer: 11/2799/GB
Betreft: [klager] datum: 22 november 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 14 juni 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 21 juli 2010 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel. Op 26 mei 2011 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem, waar een regime
van
algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager wenst te worden geplaatst in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard. Zijn moeder is slecht ter been, zodat het voor haar lastig is om hem in Arnhem te bezoeken. De afgelopen
maanden heeft zij klager niet bezocht. Volgens klager mag de omstandigheid dat hij weigert deel te nemen aan een traject in het kader van het programma Terugdringen Recidive (TR) niet tot gevolg hebben dat hij niet wordt geplaatst in de inrichting van
zijn voorkeur.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager weigert deel te nemen aan TR. Omdat derhalve geen uitvoering zal worden gegeven aan een TR-traject, hoeft hij niet in een inrichting in de regio te worden
geplaatst. Gedetineerden die wel bereid zijn mee te werken aan TR krijgen voorrang. Er is daarom voor gekozen om klager te plaatsen in een inrichting met een korte wachtlijst, in dit geval de locatie Zuid te Arnhem. Klager heeft niet met documenten
onderbouwd dat het voor zijn moeder onmogelijk is hem te bezoeken in de inrichting waar hij thans verblijft.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.
4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de
selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op zijn weigering deel te nemen aan TR, vooralsnog (dat andere gedetineerden die wel deelnemen aan het TR-traject voorrang hebben kan in dit geval niet als onredelijk worden
beschouwd) niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting dichterbij zijn moeder. Hetgeen klager heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden is overigens onvoldoende feitelijk onderbouwd om tot een ander oordeel te kunnen komen. Het beroep
zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 22 november 2011
secretaris voorzitter