nummer: 11/1782/TA
betreft: [klager] datum: 17 november 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I.F.J. Beugelsdijk, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 6 juni 2011 van de beklagcommissie bij de Dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 24 oktober 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klagers raadsman I.F.J. Beugelsdijk, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker en [...].
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. Volgens klagers raadsman wilde klager niet met DV&O reizen, maar begeleid worden door de inrichting, wat is geweigerd
omdat het om een klacht tegen de inrichting gaat.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft afzondering van 17 maart 2011 tot 25 maart 2011 (als gevolg waarvan van het verlof op 23 maart 2011 niet kon doorgaan).
De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van de afzondering ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag over het niet doorgaan van verlof op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft niet twee afzonderlijke beklagen ingediend. Het beklag ziet op de afzondering. Het als gevolg daarvan niet doorgegane verlof is genoemd, opdat daarmee rekening zou worden gehouden bij het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming in
geval
van gegrondverklaring van het beklag tegen de afzondering.
Klager is onschuldig afgezonderd, hetgeen uit vele signalen blijkt. Bij de verklaring van medepatiënt S. zijn vele vraagtekens te plaatsen, nu deze vier verschillende verklaringen over de wijze van verkrijgen van de XTC-pillen heeft afgelegd.
Medepatiënt D. heeft dezelfde verklaring als klager afgelegd. Er hebben geen gezamenlijke gesprekken plaatsgehad. Verder waren de urinecontroles van klager negatief en heeft hij aangeboden bloedtesten te doen, wat de inrichting heeft geweigerd. Klager
heeft meer dan vijfeneenhalf jaar geen drugs gebruikt. Zijn drugsverleden mag hem niet tot in het oneindige blijven achtervolgen.
Op zich is voorstelbaar dat afzondering plaatsvindt om het een en ander uit te zoeken, maar na drie dagen had de afzondering beëindigd moeten worden. Niet duidelijk is geworden hoe het allemaal zat. Niet wordt ingezien dat de orde en veiligheid langere
afzondering van klager vereisten. Men had klager ook met minder vrijheden buiten de herstelkamer kunnen laten blijven.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het gaat niet om verdenking in strafrechtelijke zin, maar geluiden over drugs in de inrichting worden serieus genomen en dienen in het belang van de orde en veiligheid in de inrichting onderzocht te worden. In de regel volgt dan afzondering. Aan alle
drie betrokkenen is afzondering opgelegd. Klagers naam was door een van de twee betrokken medepatiënten genoemd. Klager heeft een verslavingsachtergrond en is verleidbaar. Het gebruik van drugs heeft effect op klager. Bij de twee medepatiënten waren er
meer aanwijzingen voor betrokkenheid. Het is niet duidelijk geworden hoe het is gegaan. Tussen klager en medepatiënt S. heeft wel een gesprek plaatsgevonden, waarbij S. bij zijn verhaal bleef. Er waren geen redenen daaraan te twijfelen. Medepatiënt S.
is niet consequent in zijn verklaring hoe hij aan de XTC-pillen is gekomen, maar wel consequent in zijn verklaring over het geven van een XTC-pil aan klager.
Bij de duur van klagers afzondering heeft meegespeeld dat hij bedreigingen jegens één van de twee betrokken medepatiënten heeft geuit en al eerder iets tussen hun heeft gespeeld. Dagelijks is via een driegesprek met klager of via de dagrapportage
bekeken of de afzondering kon worden opgeheven.
3. De beoordeling
De inrichting heeft in het belang van de orde en veiligheid in de inrichting in redelijkheid kunnen beslissen om klager, evenals twee andere betrokken medepatiënten, af te zonderen ten behoeve van onderzoek naar aanwezigheid en gebruik van XTC-pillen
in
de inrichting. Klager heeft een verslavingsgeschiedenis en is volgens de inrichting verleidbaar. Bovendien is klagers naam door één van de betrokken medepatiënten, volgens de inrichting consequent, genoemd als degene aan wie deze medepatiënt een
XTC-pil
heeft gegeven.
De duur van de afzondering - een week - is in het licht van de verklaring van de inrichting dat klager tijdens de afzondering bedreigingen jegens genoemde medepatiënt geeft geuit en zich eerder iets tussen hun heeft voorgedaan, in het belang van de
orde
en veiligheid op de afdeling, niet onredelijk of onbillijk te noemen. Dagelijks is bekeken of het verantwoord was klagers afzondering te beëindigen.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingediend, met wijziging van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 17 november 2011
secretaris voorzitter