Nummer: 11/2962/GB
Betreft: [klager] datum: 15 november 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J. Sol, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 9 september 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de afwijzing van zijn verzoek tot overplaatsing naar de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de penitentiaire inrichting Grave ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 8 december 2010 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Maashegge te Overloon. Op 29 september 2011 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van Unit 6 te Vught.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers verzoek tot overplaatsing naar een z.b.b.i. is afgewezen vanwege klagers ongemotiveerde houding. Klager is echter wel gemotiveerd. Klager is reiniger op zijn afdeling. Deze functie wordt
slechts uitgeoefend door gemotiveerde gedetineerden. Tijdens klagers eerdere detenties zijn uitsluitend positieve rapportages over klager opgemaakt. Klager heeft gezondheidsproblemen. Aan klager zijn medicijnen voorgeschreven die de oorzaak zouden
kunnen zijn van klagers lage kreatininegehalte.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klagers verzoek is afgewezen omdat uit het selectieadvies blijkt dat klager zijn werkzaamheden in de b.b.i. van de locatie Maashegge niet gemotiveerd uitvoert. Het feit dat klager zijn werkzaamheden niet gemotiveerd uitvoert wordt echter niet
onderbouwd
met rapporten. De selectiefunctionaris wilde klager derhalve alsnog overplaatsen naar een z.b.b.i. Klager blijkt echter overgeplaatst te zijn naar de gevangenis van Unit 6 te Vught, omdat uit een urinecontrole naar voren is gekomen dat klager een te
laag kreatininegehalte had. Klager kon derhalve niet langer verblijven in een b.b.i.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. Nu de einddatum van klagers detentie is vastgesteld op 2 december 2011 komt hij gelet op artikel 2, sub e van de Regeling niet meer in aanmerking voor plaatsing in een z.b.b.i. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat uit het selectieadvies van 26 september 2011 blijkt dat klager is gesanctioneerd voor het hebben van een te laag kreatininegehalte, hetgeen een contra-indicatie vormt voor plaatsing in een z.b.b.i.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 15 november 2011
secretaris voorzitter