nummer: 11/2008/GA
betreft: [klager] datum: 15 november 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J. van der Velden, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 24 juni 2011 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 3 oktober 2011, gehouden in de p.i. Hoogeveen, zijn gehoord klager, en [...] en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur respectievelijk juridisch medewerker.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, wegens verbale agressie jegens een gedetineerde en het hanteren van een als wapen te gebruiken instrument.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft pas gescholden nadat hij werd uitgescholden. Onvoldoende aannemelijk is dat klager een wapen heeft gemaakt en dat hij daarmee
iemand heeft bedreigd. Gelet hierop begrijpt klager niet dat hem een disciplinaire straf is opgelegd. Klager vraagt zich af en waarom niet kon worden volstaan met een minder zware ordemaatregel. Voor het opleggen van een disciplinaire straf dienen de
verweten gedragingen voldoende aannemelijk te zijn. Klager heeft de pot pindakaas en de theedoek in zijn handen gehad om er pindasaus van te maken. Hij wilde na de scheldpartij verder gaan met koken. Er is geen sprake van dat klager een wapen heeft
gemaakt. Op die manier zou klager na een scheldpartij geen enkel voorwerp in zijn handen mogen hebben. Klager had de pot pindakaas niet in de theedoek. De p.i.w-er wist ook niet zeker wat het was. Klager was rustig. De medegedetineerde met wie klager
ruzie had stond beneden. Klager stond drie meter boven op de ring.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het schelden ging er vrij fors aan toe. Gelet op de commotie heeft het personeel direct ingegrepen. De pot pindakaas was in de theedoek gewikkeld.
Bij navraag gaven de p.i.w.-ers duidelijk aan dat het niet in de sfeer van dat moment paste, dat klager daarna gewoon ging koken. Klager was opgefokt, getuige het feit dat hij na insluiting tegen de deur bleef trappen.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid, onder a jo. artikel 50, eerste lid van de Pbw kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel indien de gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn
met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Op grond van artikel 51, vijfde lid, van de Pbw kan geen straf worden opgelegd, indien de gedetineerde niet verantwoordelijk kan worden
gesteld voor bedoelde feiten.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van de beroepscommissie is de beroepscommissie van oordeel dat de gronden voor oplegging van de disciplinaire straf onvoldoende feitelijk zijn onderbouwd. Onduidelijk blijft welk onmiddellijk
dreigend gevaar er aanwezig was, nu klager ter zitting van de beroepscommissie onbestreden heeft gesteld dat de medegedetineerde met wie hij ruzie had beneden stond en klager zo’n drie meter daarboven op de ring. Tevens blijkt niet duidelijk op welke
wijze klager het vermeende wapen geconstrueerd zou hebben. Gelet op het vorenstaande moet het beroep gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beroepscommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De
beroepscommissie acht het toekennen van een tegemoetkoming aangewezen en stelt deze vast op € 70,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 70,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J. Schagen MA en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 15 november 2011
secretaris voorzitter