nummer: 11/2268/TR
betreft: [klager] datum: 22 november 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. van Oers, namens
[...], verder te noemen klager,
tegen een beslissing van 17 juni 2011 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. S. van Oers om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klager bij brief van 17 juni 2011 meegedeeld dat hij vanaf 17 juni 2016 zal worden aangemerkt als tbs-passant.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak 23 februari 2011 van de rechtbank Arnhem veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege
zal worden verpleegd.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 17 juni 2016. Bij brief van 17 juni 2011 heeft de Staatssecretaris klager meegedeeld dat klager vanaf de datum van aanvang van zijn tbs in aanmerking komt
voor
plaatsing in een tbs-inrichting. Bij brief van 8 augustus 2011 heeft de Staatssecretaris klager meegedeeld dat op 25 maart 2013 eenderde deel van de hem opgelegde gevangenisstraf passeert en dat klager conform het advies van de rechtbank Arnhem vanaf
die datum in aanmerking komt voor plaatsing in een tbs-inrichting. Klager verblijft in de locatie Norgerhaven van de penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen.
3. Ontvankelijkheid
Vaststaat dat de Staatssecretaris klager bij brief van 8 augustus 2011 heeft meegedeeld dat klager vanaf 25 maart 2013, de datum waarop klager eenderde deel van de hem opgelegde gevangenisstraf heeft uitgezeten, in aanmerking komt voor plaatsing in een
tbs-inrichting. Nu deze mededeling in overeenstemming is met het vonnis van de rechtbank - waarin is opgenomen dat het wenselijk is dat zo spoedig mogelijk met de tenuitvoerlegging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt
aangevangen en dat deze bij voorkeur in ieder geval na ommekomst van eenderde deel van de gevangenistraf dient aan te vangen -, is het belang aan klagers beroep komen te ontvallen. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van dringende redenen op grond
waarvan klager met toepassing van artikel 42, tweede lid, onder a, van de Penitentiaire maatregel eerder dan 25 maart 2013 in een tbs-inrichting geplaatst zou moeten worden.
Klager dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 22 november 2011
secretaris voorzitter