Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1821/GA, 14 november 2011, beroep
Uitspraakdatum:14-11-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1821/GA

betreft: [klager] datum: 14 november 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 mei 2011 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. K. Renssen om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een beslissing van 24 maart 2011, inhoudende de oplegging van een aantal toezichtmaatregelen, te weten:
- het vooraf screenen van bezoekers door het Gedetineerden recherche informatiepunt (Grip);
- het opnemen, afluisteren en vertalen van gesprekken met het bezoek en doorzending daarvan aan het Grip;
- het opnemen en beluisteren van telefoongesprekken;
- het toezenden aan het Grip van die opgenomen telefoongesprekken;
- de inhoudelijke controle van brieven, het kopiëren en toezenden van die inhoud aan het Grip;
- één keer per maand een uitgebreide celinspectie;
- bijzondere celinspectie op indicatie;
- wekelijkse fouillering;
- arbeid op zaal en geen huisdienstarbeid;
- visitatie na bezoek en op indicatie;
- een en ander voor de duur van zes maanden, ingaande op 24 maart 2011 en eindigend op 23 september 2011;
b. stillegging van het dagprogramma, met uitzondering van het luchten, op 21 maart - 2011;
c. het openen van aan klager gerichte brieven op 21, 22 en 23 maart en een fouillering op 23 maart 2011;
d. het op 25 maart 2011, 4 april 2011 en 6 april 2011 ingesloten worden tijdens de voor de arbeid bestemde tijd;

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
Blijkens eerdere uitspraken van de beroepscommissie dient de directeur minimaal maandelijks een eigen belangenafweging te maken op basis van voldoende inzichtelijke criteria. Daar is in dit geval niet van gebleken. Ook is klager, voorafgaand aan de
beslissing van 24 maart 2011 niet gehoord. Ook dient de directeur voor ogen te houden dat er ruimte dient te bestaan voor verlichting van de bestreden maatregelen. Niet is duidelijk op grond waarvan de directeur tot zijn beslissing is gekomen om die
maatregelen voor een duur van zes maanden op te leggen. Klager is daarom van mening dat er geen sprake is geweest van een behoorlijke belangenafweging en dat de bestreden maatregel voor een te lange tijd (zes maanden) is opgelegd.
Ten aanzien van onderdeel b:
In artikel 23 van de Pbw zijn de criteria aangegeven op grond waarvan de directeur kan besluiten gedetineerden uit te sluiten van deelname aan activiteiten. Aan klager is medegedeeld dat tot deze maatregel was besloten ter controle van de zich in
klagers verblijfsruimte bevindende voorwerpen aan de hand van de lijst toegestane voorwerpen. Volgens klager had in dit geval kunnen worden volstaan met een minder ingrijpende maatregel van het uitsluiten van deelname aan activiteiten, te meer nu niet
is voldaan aan het in artikel 23 van de Pbw vermelde noodzakelijkheidsvereiste.
Ten aanzien van onderdeel c:
De beroepscommissie heeft eerder (in beroepszaken met de kenmerken 10/942/GA en 09/3403/GA) overwogen dat er voor inbreuken op de privacy als de onderhavige, sprake moet zijn van een noodzaak voor de handhaving van de orde, rust en veiligheid in de
inrichting. Ook ten aanzien hiervan geldt dat de directeur een maandelijkse belangenafweging dient te maken, welke dient te worden onderbouwd. Niet is gebleken van een dergelijke belangenafweging of de maandelijkse beoordeling van de noodzaak van
voortduring van dergelijke maatregelen.
Ten aanzien van onderdeel d:
Een gedetineerde die getoond heeft werkwillig te zijn, mag er vanuit gaan dat de inrichting zich alle inspanningen getroost die redelijkerwijs mogen worden verwacht om hem in staat te stellen aan de arbeid deel te nemen. In dit geval is niet gebleken
dat de directeur zorg heeft gedragen om klager alternatieven aan te bieden voor de uitval van de arbeid. Klager werd enkel ingesloten omdat er geen werk was. Gedetineerden in een regime van algehele gemeenschap mogen niet tijdens de voor de arbeid
bestemde uren worden ingesloten.
Klager is van mening dat er in alle zaken een gegrondverklaring dient te volgen en dat aan hem een financiële tegemoetkoming dient te worden toegekend.

Namens de directeur is daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts is nog het volgende naar voren gebracht.
Ten aanzien van onderdeel a:
Op 24 maart 2011 is besloten om aan klager, naar aanleiding van de plaatsing en status van klager op de zogenaamde lijst gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst), een aantal toezichtmaatregelen op te leggen. Die maatregelen zijn
conform het Beleid GVM. Klager is van die beslissing schriftelijk op de hoogte gesteld. Het aan klager opgelegde profiel en de daaraan verbonden maatregelen zijn maandelijks intern afgewogen. Er bestond voor de directeur in dit geval geen aanleiding
voor een afwijking van de in dat Beleid GVM vermelde standaardmaatregelen.
Ten aanzien van onderdeel b:
Op 21 maart 2011 was er sprake van een – in het kader van het algemeen toezicht en in het belang van handhaving van orde en veiligheid – uitgevoerde controleactie. Deze actie was incidenteel. Daarom is de directeur van mening dat een eenmalige
stillegging van het dagprogramma niet als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. Voorts is de directeur van mening dat er in dit geval geen sprake is van een individuele jegens klager genomen beslissing.
Ten aanzien van onderdeel c:
Op de door klager genoemde data kon de arbeid geen doorgang vinden doordat er bij het personeel sprake was van ziekte en onverwachts personeelstekort. Indien de arbeid geen doorgang kan vinden, verblijven de gedetineerden – conform de daarvoor geldende
interne regelgeving – tijdens de voor de arbeid bestemde uren in hun verblijfsruimte. Dit heeft te maken met de minimale personele bezetting die noodzakelijk is. Ter compensatie is door de directeur aan de betreffende gedetineerden een extra
luchtmoment
aangeboden terwijl daarnaast het geldende arbeidsloon normaal is doorbetaald.
De directeur is van mening dat de uitspraak van de beklagcommissie zou moeten worden bevestigd.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
De beslissing van de directeur om klager een aantal toezichtmaatregelen op te leggen in verband met klagers plaatsing op de lijst GVM dateert van 24 maart 2011. Uit de beslissing van de directeur van 24 maart 2011 blijkt voldoende dat er sprake is
geweest van een belangenafweging. Zo wordt aangegeven dat het profiel en de opgelegde maatregelen periodiek zullen worden getoetst en wordt aangegeven dat bij aanvullende informatie een heroverweging zal worden gemaakt. Dit onderdeel van het beroep zal
daarom ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b en d van het beklag:
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot andere beslissingen leiden dan die van de beklagcommissie. Ook deze onderdelen van het beroep zullen daarom ongegrond worden
verklaard.

Ten aanzien van onderdeel c van het beklag:
Deze klachten zien op de toepassing van een beslissing van de directeur van 24 november 2010. Het beroep tegen de uitspraak van de beklagcommissie, inhoudende een ongegrondverklaring van het beklag, op het tegen deze beslissing ingediende klaagschrift
van klager is door de beroepscommissie in haar uitspraak van 11 juli 2011 (met kenmerk 11/172/GA) ongegrond verklaard. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die zouden maken dat de toepassing van die in die beslissing genoemde
toezichtmaatregelen onredelijk of onbillijk zouden moeten worden geacht. Ook dit onderdeel van het beroep zal daarom ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 14 november 2011

secretaris voorzitter

Naar boven