Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1317/GB, 9 november 2011, beroep
Uitspraakdatum:09-11-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/1317/GB

Betreft: [klager] datum: 9 november 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I.F.J. Beugelsdijk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 april 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman, op 23 september 2011 gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar unit 6 BGG (beperkt gemeenschapsgeschikte gedetineerden) te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 2 december 2008 in Nederland gedetineerd. Hij verbleef sedert 29 oktober 2009 in de locatie Sittard. Op 6 april 2011 is hij overgeplaatst naar unit 6 BGG te Vught. Op 8 september 2011 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van
unit 6 te Vught, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Bij uitspraak van 3 november 2011, met nummer 11/2467/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid van de Pbw, is het beroep van klager, gericht tegen de uitspraak van 25 juli 2011 van de beklagcommissie bij de locatie
Sittard betreffende de oplegging van een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, wegens het aantreffen van softdrugs bij een celcontrole, ongegrond verklaard.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Op klagers cel zijn softdrugs aangetroffen. Er is geen objectief bewijsmateriaal dat de softdrugs van klager zijn. Op het moment dat de drugs op klagers cel zijn aangetroffen, verbleef klager zelf in een isoleercel. Klager is dubbel gestraft, hij is
overgeplaatst naar de landelijke afzondering afdeling (l.a.a.) en hij heeft een disciplinaire straf opgelegd gekregen. De Officier van Justitie heeft de dagvaarding ingetrokken, maar de zaak is niet geseponeerd. Plaatsing in een BGG is buitengewoon
ingrijpend en vergaand. Met betrekking tot de vermeende verdenking zijn er vele vragen. De selectiefunctionaris heeft het in zijn beslissing over een hoeveelheid van 225 gram drugs terwijl de directeur het heeft over een hoeveelheid van 150 gram drugs.
Sinds 2 december 2008 heeft er zich geen enkel voorval voorgedaan dat als grond zou kunnen dienen voor de veronderstelling dat de orde en veiligheid ernstig is verstoord. Klager verblijft nu in de gevangenis van unit 6 te Vught en is daar tevreden
over.

3.1. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op klagers cel is een handelshoeveelheid drugs aangetroffen. Hiervan is aangifte gedaan bij de politie. De politie heeft aangegeven dat de gevonden drugs 225 gram softdrugs betreft. Conform het drugsontmoedigingsbeleid wordt bij meer dan 5 gram
gesproken over een handelshoeveelheid. Wanneer de gedetineerde in een gevangenis verblijft, wordt plaatsing naar een BGG geadviseerd. Zo is ook hier gebeurd met klager.

4. De beoordeling
4.1. Unit 6 BGG te Vught is een inrichting voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige
contra-indicaties bestaan.

4.4. Bij een celinspectie is een hoeveelheid softdrugs gevonden die als handelshoeveelheid kon worden aangemerkt. Het vorenstaande kan aangemerkt worden als contra-indicatie zoals bedoeld in 4.3. Gelet op het voorgaande is de onder 3.1 genoemde
gronden gebaseerde beslissing niet als onredelijk of onbillijk aan te merken. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en J.M.L. Pattijn MSM, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 9 november 2011

secretaris voorzitter

Naar boven