Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2596/GM, 1 november 2011, beroep
Uitspraakdatum:01-11-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2596/GM

betreft: [klager] datum: 8 november 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.F. Wassenaar, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 4 augustus 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 oktober 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en de waarneemster van klagers raadsman mr. S. Vermeulen.

Namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum Rotterdam is meegedeeld dat de inrichtingsarts noch het (plaatsvervangend) hoofd zorg ter zitting zal verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft de behandeling door de medische dienst/inrichtingsarts van klagers oogklachten en de weigering om klager door te verwijzen naar de oogarts.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht.
Zijn oogklachten verergeren steeds meer. Hij heeft niet alleen last van zijn linkeroog, maar ook van zijn rechteroog. Hem is uitgelegd dat hij een litteken heeft in het linkeroog en dat dit het gevolg is van toxoplasmose. Hem is gezegd dat aan het
litteken niets is te doen en dat hem ook geen medicatie kan worden verstrekt. Klager begrijpt alleen niet waarom hij zoveel pijn heeft aan zijn ogen en waarom die pijn steeds erger wordt. Zijn ogen worden ook hoe langer hoe slechter. Hij krijgt geen
medicatie om de pijn te verlichten. Hem is gezegd dat als hij last van zijn ogen heeft, hij vijftien minuten op bed moet gaan liggen. Voorts is hem aangeraden om geen tv te kijken, niet te lezen en niet in droge lucht te verblijven. Hij huilt vaak van
de pijn. Hij is bang dat het fout gaat. Zijn moeder is anderhalf jaar geleden overleden aan een tumor in haar hoofd.
Verzocht wordt om klager door te verwijzen naar een specialist.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
Klager heeft een ooginfectie gehad als complicatie van toxoplasmose, waardoor een litteken is achtergebleven op zijn netvlies. Hij wil niet accepteren dat het litteken, dat hierdoor is ontstaan, niet verdwijnt en dat er ook geen behandeling voor
bestaat. In 2004 is klager voor zijn klachten behandeld in Frankrijk. In 2006 is hij gezien door de oogarts te Tilburg die een litteken zag en een afwachtend beleid voerde. Op 20 juli 2011 heeft klager aangegeven last te hebben van zijn oog. De
inrichtingsarts heeft op 21 juli 2011 telefonisch overleg gehad met de oogarts. De oogarts heeft aangegeven dat er geen behandeling mogelijk is. In een zeldzaam geval zou een opleving van de infectie kunnen optreden, maar dan zijn de verschijnselen
anders. Klager zou dan wolken zien. De inrichtingsarts en de medische dienst hebben klager uitgelegd dat er niets aan zijn klachten gedaan kan worden.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat uit de behandeling ter zitting, de stukken en met name de medische informatie volgt dat klager door de medische dienst/inrichtingsarts duidelijk is uitgelegd dat het litteken in zijn oog dat is ontstaan als complicatie
van toxoplasmose blijvend is en dat hem ter zake geen behandeling en/of medicatie kan worden geboden. De beroepscommissie acht niet gebleken dat door de medische dienst en/of de inrichtingsarts onvoldoende adequaat zou zijn gehandeld en dat dit
handelen
zou kunnen worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie wenst echter wel nadrukkelijk de aanbeveling te doen om klager, die zijn oogklachten ziet verergeren, telkens meer pijn ervaart aan beide ogen en zich hierover zorgen maakt, met name omdat zijn moeder is overleden aan een tumor in
het hoofd, door te verwijzen voor nader specialistisch onderzoek.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings- Döhrn, voorzitter, drs. L.E.M. Kleipool en prof. dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 november 2011

secretaris voorzitter

Naar boven